Arbeidshof Brussel - 2015/KB/5 - 7-12-2015

Samenvatting

Artikel 3 en 6 van de Opvangwet bepalen dat elke asielzoeker vanaf de indiening van de asielaanvraag recht heeft op opvang, die hem in staat moet stellen om een menswaardig leven te leiden. De Europese Procedurerichtlijn voorziet dat een verzoek om internationale bescherming geacht wordt te zijn ingediend wanneer de bevoegde autoriteiten een formulier ontvangen hebben van de asielzoeker. Verzoeker heeft zich bij de Dienst Vreemdelingenzaken aangemeld en heeft een asielaanvraagformulier naar de DVZ verzonden. Verzoeker wordt dan ook geacht een asielaanvraag te hebben ingediend in de zin van de Procedurerichtlijn. Volgens de Opvangrichtlijn moeten de lidstaten ervoor zorgen dat er materiële opvang voorzien wordt, van zodra een verzoek om internationale bescherming wordt ingediend.
 
Het Arbeidshof oordeelt dat er correct een asielaanvraag lijkt te zijn ingediend, waaraan bijgevolg een recht op opvang is gekoppeld en veroordeelt Fedasil tot onmiddellijke opvang van de asielzoeker, zo nodig in noodopvang, met een dwangsom van 125 euro vanaf de derde werkdag na betekening van de beslissing.