Arbeidsrechtbank Gent - 14/6/A - 19-06-2015

Samenvatting

Het staat niet ter discussie dat het enige ‘inkomen’ van eisende partij de verblijfssubsidie is die hij maandelijks heeft ontvangen. Eisende partij is overigens student, zodat tot bewijs van het tegendeel moet aangenomen worden dat hij niet beschikt over een beroeps- of vervangingsinkomen en hij derhalve niet in staat is een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.
Artikel 39 van het Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdzorg voorziet heel duidelijk dat de subsidies die worden voorzien in § 1 niet worden uitbetaald voor personen vermeld in artikel 1, punt 3°, b) die zelfstandig wonen, tenzij na uitputting van de procedure waaruit blijkt dat de betrokkene geen recht heeft op het leefloon en niet over voldoende eigen inkomsten beschikt.
Het is dan ook duidelijk dat de verblijfssubsidie slechts wordt toegekend in afwachting van de procedure omtrent het recht op equivalent leefloon en dat het recht op equivalent leefloon primeert op de verblijfssubsidie. Wanneer de betrokken meerderjarige gerechtigd is op equivalent leefloon lastens het OCMW, zal die bij wijze van voorschotten ten voorlopige titel toegekende verblijfssubsidie komen te vervallen.
Een andere redenering aanhouden, impliceert de complete uitholling van het voormelde artikel 39 van het Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994.