Arbeidsrechtbank Antwerpen - 12/555/A - 9-01-2013

Samenvatting

De wetgever heeft de medische zorgen voor personen die illegaal in het land verblijven in artikel 57, § 2 OCMW-wet uitdrukkelijk beperkt tot 'dringende medische hulp". Dringende medische hulp = medische hulp die geen uitstel lijdt (dixit Van Daele woordenboek) nl. hulp die onmiddellijk moet toegediend worden. 
Het doel van deze beperking is zonder twijfel een 'ontradend en budgettair effect' en het voorkomen van medisch toerisme. Het is mensonwaardig een persoon, welk ook zijn verblijfstoestand is, bij acute medische problemen elke medische bijstand te weigeren. Wanneer een behandeling niet onmiddellijk noodzakelijk is en het voor de betrokkene praktisch mogelijk is om naar huis terug te keren om zich daar te laten verzorgen, kan de medische hulp niet als dringend beschouwd worden. 
Bovendien moet ook de behoeftigheid bewezen te worden. Personen die legaal in het land verblijven en die behoeftig zijn kunnen ook nog andere steun van het OCMW krijgen. Wanneer het gaat om een vreemdeling die illegaal in het land verblijft, beperkt artikel 57 § 2, 1° de taak van het OCMW tot het verlenen van dringende medische hulp. Hulp beperken, betekent minder hulp geven. 
Wanneer men dringende medische hulp zou verschaffen aan personen die wel in staat zijn met eigen middelen een menswaardig bestaan te leiden en hun medische kosten te betalen, zou men meer geven aan personen die illegaal in het land verblijven dan aan personen die hier wettelijk verblijven. 
Het wordt niet betwist dat betrokkene illegaal in het land verblijft. Betrokkene toont niet aan dat de medische hulp (in het bijzonder de nog te verrichten operatieve ingreep) dringend, in de zin van acuut is. 
Wanneer het voor de betrokkene praktisch mogelijk is om naar huis terug te keren om zich daar te laten verzorgen, kan de medische hulp niet als dringend beschouwd worden. Het betreft in casu, geen toevoeging van een wettelijke voorwaarde, doch een interpretatie van de term van 'dringende medisch hulp'. 
Uit geen enkel stuk blijkt dat het medisch niet mogelijk is om terug te keren naar haar land. Bovendien blijkt dat betrokkene voor zij naar België kwam al 5 jaar de vereiste behandeling in Rwanda heeft gehad. 
De weigering door het OCMW Antwerpen, om deze hulp te verstrekken, is geen foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of straf in strijd met artikel 3 van het EVRM. Mevrouw stelt door pertinente weigering tot terugkeer zichzelf in een situatie van illegaliteit, die aansluit bij een beperkende interpretatie van de dringende medische hulp, bepaald bij wet. Het is niet het OCMW, de gemeenschap of samenleving die haar deze behandeling ontzeggen, doch haar eigen keuze om in België in illegaliteit te blijven leven, liever dan terug te gaan naar Rwanda, alwaar de behandeling beschikbaar is.
 
Voetnoot
Zie ook V. HENKINBRANT en S. MOKRANE, “Le point sur
l’aide médicale urgente à destination des étrangers en séjour
illégal”, RDE, 173; S. BOUCKAERT, “Het recht op dringende
medische hulp voor vreemdelingen zonder wettig verblijf:
materieelrechtelijke en procedurele aspecten, de lege lata en
de lege ferenda”, T.Vreemd. 2008, afl. 1.
Hoger beroep was ongegrond (Arbh. Antwerpen 30 juli 2013, 2013/AA/100) en er werd geen cassatieberoep ingesteld.