Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 16744/14 - 26-01-2017

Samenvatting

Op 26 januari 2017 besliste het EHRM unaniem dat Zwitserland artikel 3 EVRM heeft geschonden doordat het een afgewezen asielzoeker uit Sri Lanka van Tamil origine had teruggestuurd naar Sri Lanka, waar hij bij zijn aankomst werd mishandeld. Het EHRM meende dat Zwitserland op de hoogte had moeten zijn van risico’s verbonden aan de terugkeer naar Sri Lanka. Het ERHM liet het beroep toe, ook al had Zwitserland intussen de tweede asielaanvraag aanvaard van de verzoeker, en hem erkend als vluchteling. Het ERHM kende het slachtoffer 30.000 euro schadevergoeding toe.
 
Feiten: uitgeprocedeerde asielzoeker wordt mishandeld bij aankomst in Sri Lanka
In 2009 dienden de verzoeker en zijn echtgenote een asielaanvraag in bij de Zwitserse asielinstanties wegens angst voor vervolging omwille van politieke redenen. De verzoeker gaf aan dat hij mishandeld was tijdens zijn gevangenschap in Sri Lanka omdat hij tot de Tamil Tijgers behoorde. De Zwitserse asielinstanties verwierpen de aanvraag, waarop ze in 2013 de man, zijn vrouw en hun twee jonge kinderen terugstuurden naar Sri Lanka. Bij hun aankomst in Colombo werd de familie gearresteerd en dertien uur lang ondervraagd. De vrouw en kinderen werden vrijgelaten, maar de man werd overgebracht naar de gevangenis, waar hij werd mishandeld. Tijdens een bezoek van een vertegenwoordiger van de Zwitserse ambassade en een protection officer van het UNHCR aan de gevangenis, merkten ze dat de man heel angstig was en niet durfde spreken. De Zwitserse autoriteiten beslisten daarop om de rest van de familie terug naar Zwitserland te brengen. Toen de man in 2015 werd vrijgelaten vroeg hij de Zwitserse ambassade een visum om humanitaire redenen aan, zodat hij kon terugkeren naar Zwitserland en er een nieuwe asielaanvraag kon indienen. Dit werd toegestaan en in juni 2015 werd de man als vluchteling erkend.
 
Schending artikel 3 EVRM: de Zwitserse autoriteiten hadden op de hoogte moeten zijn van de risico’s bij een terugkeer naar Sri Lanka
 
Ondanks het feit dat de verzoeker kon terugkeren naar Zwitserland en er alsnog erkend werd als vluchteling, richtte hij zich tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens omdat hij meende dat asielinstanties zijn eerste asielaanvraag niet voldoende hadden onderzocht, en omdat hij geen enkele schadevergoeding had ontvangen.
 
De Zwitserse instanties argumenteerden voor het EHRM dat de verzoeker niet langer een slachtoffer was en het beroep onontvankelijk zou moeten worden verklaard. Ze meenden immers dat zodra ze op de hoogte waren van de situatie van de verzoeker, ze alle mogelijke maatregelen hadden genomen om de situatie te remediëren. Zo hielp Zwitserland de familie terug te keren naar Zwitserland en alsnog als vluchteling te erkennen. Zwitserland stelde ook dat de Zwitserse wetgeving voldoende mogelijkheden zag om een schadevergoeding te bekomen.
 
Het EHRM volgde de overheid niet. De bestaande procedures waren niet effectief om de schadevergoeding daadwerkelijk te bekomen. Bovendien verstreken de wettelijke termijnen toen de verzoeker nog in de gevangenis in Sri Lanka zat. De autoriteiten konden dan ook niet verwachten dat hij tijdens zijn detentie de nodige procedures voor een schadevergoeding zou opstarten.
 
Het EHRM stemt in met de verzoeker dat de asielinstanties het risico op foltering en onmenselijke behandeling bij een terugkeer naar Sri Lanka niet voldoende hadden onderzocht. Het baseert zich voor die beslissing op twee onafhankelijk evaluatie rapporten uitgevoerd door een professor grondwettelijk en internationaal recht en het UNHCR waaruit een reeks tekortkomingen aan het licht kwamen. Het EHRM oordeelt dan ook dat Zwitserland artikel EVRM heeft geschonden.