Hof van Cassatie - P.18.0002.N - 16-01-2018

Samenvatting

Uit de omstandigheid dat de Commissaris-generaal betreffende een asielaanvraag een beslissing van inoverwegingname heeft genomen en hij dus van oordeel is dat er nieuwe elementen aan de orde zijn, of door de asielzoeker zijn voorgelegd, die de kans aanzienlijk groter maken dat de asielzoeker voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 in aanmerking komt, volgt dat het misbruik van de asielprocedure dat de wetgever wil bestrijden met artikel 74/6, § 1 bis, 9° en 12°, Vreemdelingenwet niet aanwezig is, ook al zou formeel voldaan zijn aan de in die bepalingen gestelde voorwaarden voor een beslissing van vasthouding. De beslissing van vasthouding van de asielzoeker kan dan ook niet op die bepalingen van de Vreemdelingenwet worden gegrond.