9bis: onwettig verblijf ouders ontslaat DVZ niet van onderzoek buitengewone omstandigheden

Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) moet concreet nagaan of een langdurig (onwettig) verblijf in België een buitengewone omstandigheid uitmaakt in de zin van artikel 9bis Verblijfswet (Vw), ook wanneer dit verblijf te wijten is aan de keuze van de ouders van verzoeker. Dat stelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in een arrest van 9 juli 2018.

Feiten

Verzoeker, die recent meerderjarig is geworden, arriveert op elfjarige leeftijd met zijn ouders in België in 2011. In zijn regularisatieaanvraag op basis van artikel 9bis Vw voert hij aan dat zijn langdurig, ononderbroken verblijf in België hem verhindert om terug te keren naar Armenië om een verblijfsmachtiging aan te vragen. Verzoeker beroept zich onder meer op zijn feilloze integratie en stelt het Armeens niet machtig te zijn, noch een band te hebben met Armenië. DVZ antwoordt in de bestreden beslissing dat de ouders van verzoeker zich bewust hebben genesteld in onwettig verblijf nadat hun verschillende verblijfsprocedures, die niet onredelijk lang geduurd hebben, negatief werden afgesloten. Het langdurig (onwettig) verblijf van verzoeker kan volgens DVZ onmogelijk aanvaard worden als een buitengewone omstandigheid om de 9bis-aanvraag in België in te dienen. DVZ oordeelt daarom dat de 9bis-aanvraag van verzoeker onontvankelijk is.

RvV: concrete toetsing aan enige criterium 9bis

In haar arrest merkt de RvV op dat DVZ op die manier de verantwoordelijkheid van de ouders als enkele reden opwerpt om de problemen van verzoeker niet te aanvaarden als buitengewone omstandigheid. Nochtans voorziet artikel 9bis Vw als enige criterium dat de betrokkene bijzonder moeilijk of onmogelijk een aanvraag via de reguliere procedure kan indienen. DVZ is op geen enkele manier concreet nagegaan hoe het lange verblijf van verzoeker hiervoor al dan niet een belemmering vormt. Het is kennelijk onredelijk om het lange verblijf van verzoeker niet te onderzoeken enkel en alleen omwille van het gedrag van de ouders. Verzoeker draagt hierin zelf geen verantwoordelijkheid. DVZ kan de feitelijke situatie niet zomaar naast zich neerleggen omdat deze het gevolg zou zijn van de keuze van de ouders tijdens de minderjarigheid van verzoeker.

Om die reden besluit de RvV dat de weigering om te onderzoeken of deze omstandigheden een hinderpaal zijn om een verblijfsaanvraag via de reguliere procedure in te dienen, een schending van de materiële motiveringsplicht en artikel 9bis Vw inhoudt.