"Andere familie van Unieburger" hebben schorsend beroep bij RvV

Update 23-05-2017: RvV arrest nr. 185.877 van 25 april 2017 is intussen teruggekomen op de rechtspraak die in onderstaand bericht besproken wordt!

Sinds 15 mei 2014 hebben bepaalde "andere familieleden" van Unieburgers een recht op gezinshereniging, volgens artikel 47/1, 47/2 en 47/3 van de Verblijfswet (Vw). De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) meent dat hun annulatieberoep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) niet schorsend is zoals voor de gewone familieleden van Unieburgers. Volgens het RvV-schorsingsarrest van 3 oktober 2014 (nr. 130.817), dat geveld is door een kamer met drie rechters, was hun beroep op het eerste zicht wel “van rechtswege schorsend”. Latere RvV rechtspraak bevestigde dat. Maar RvV arrest nr. 185.877 van 25 april 2017 wijzigde de rechtspraak: de ‘andere familieleden’ van Unieburgers hebben toch geen automatisch schorsend annulatieberoep bij de RvV wanneer DVZ hun verblijfsrecht weigert of beëindigt.

De beslissingen waartegen een van rechtswege schorsend beroep open staat bij de RvV, worden opgesomd in artikel 39/79 Verblijfswet (Vw). Een beslissing tot weigering of beëindiging van het verblijfsrecht van een ander familielid van een Unieburger, staat strikt genomen niet vermeld in de lijst met beslissingen in artikel 39/79 Vw.

DVZ leidt hieruit af dat andere familieleden van Unieburgers geen automatisch schorsend beroep hebben bij de RvV tegen een beslissing tot weigering van hun aanvraag. De DVZ volgde dus een strikte lezing van artikel 39/79 Vw.

RvV arrest nr. 130.817 van 3 oktober 2014 zei echter dat een dergelijke strikte lezing van artikel 39/79 Vw op het eerste zicht niet te verzoenen is met de bedoeling van de Belgische wetgever, en met Europese richtlijn 2004/38/EG:

  • Volgens de RvV wou de Belgische wetgever de “andere” familieleden gelijkstellen aan de “klassieke” familieleden. Artikel 47/2 Vw verklaart de bepalingen die van toepassing zijn op de familieleden bedoeld in artikel 40bis Vw ook van toepassing op de “andere familieleden”. Dat blijkt ook uit de parlementaire voorbereiding. Er wordt hen immers hetzelfde verblijfsrecht toegekend en de wet hanteert voor hen dezelfde formele, procedurele en inhoudelijke vereisten. Een dergelijke gelijkstelling lijkt volgens de Raad op het eerste zicht niet te verzoenen met een regeling waarbij de ene categorie familieleden bij een negatieve beslissing wel een van rechtswege schorsend annulatieberoep zou hebben, terwijl de andere categorie dit niet zou hebben.
  • Verder heeft het Hof van Justitie in het arrest Rahman (HvJ 5 september 2012, C-83/11) gezegd dat artikel 3, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG de lidstaten een verplichting oplegt om de binnenkomst en het verblijf van personen die een bijzondere relatie van afhankelijkheid met een burger van de Unie hebben, te “vergemakkelijken”. Dat verplicht de lidstaten om aanvragen van andere familieleden van Unieburgers gunstiger te behandelen dan aanvragen tot binnenkomst en verblijf van andere onderdanen van derde landen. Een dergelijke verplichting is volgens de Raad moeilijk te verzoenen met een restrictieve lezing van artikel 39/79 Vw waarbij wel een van rechtswege schorsend effect toegekend wordt aan een annulatieberoep tegen een weigering van een aanvraag gezinshereniging ingediend door een familielid van een derdelander, terwijl er geen automatisch schorsend beroep open staat tegen weigeringen van gezinshereniging voor andere familieleden van een Unieburger.

Volgens RvV arrest nr. 130.817 van 3 oktober 2014moet artikel 39/79 §1, tweede lid, 7° Vw daarom zo begrepen worden dat ook tegen de beslissingen tot weigering van de erkenning van het verblijfsrecht aan andere familieleden van een Unieburger, een van rechtswege schorsend beroep tot nietigverklaring open staat bij de RvV. De RvV concludeerde dat "in de huidige stand van het geding". Het arrest deed nog geen uitspraak over de grond van de zaak.

Latere rechtspraak van de RvV bevestigde deze lijn: bijvoorbeeld RvV 10 november 2016, nr. 177.526.

RvV arrest nr. 185.877 van 25 april 2017 wijzigt deze rechtspraak: de ‘andere familieleden’ van Unieburgers hebben toch geen automatisch schorsend annulatieberoep bij de RvV wanneer DVZ hun verblijfsrecht weigert of beëindigt. Lees hierover ons nieuwsbericht van 23-05-2017: "Toch geen schorsende beroepsprocedure voor ‘andere familieleden’ van Unieburgers"