DVZ mag aanvraag gezinshereniging niet gedeeltelijk actualiseren

Wanneer Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) zelf het initiatief neemt om een aanvraag gezinshereniging te actualiseren, mag hij zich niet beperken tot een gedeeltelijke actualisatie. Ook moet DVZ de aanvrager de mogelijkheid bieden om zijn standpunt kenbaar te maken. Dat zegt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in een arrest van 22 augustus 2018 (RvV nr. 208.014).

Feiten

Betrokkene had zijn aanvraag gezinshereniging ingediend op 30 augustus 2017. Als bewijs van de bestaansmiddelen van de Belgische vader had de aanvrager bewijzen van tewerkstelling (van de vader) voorgelegd van de periode januari 2017 tot juli 2017. Uit bijkomende gegevens die DVZ zelf via databanken bekomen had, bleek dat de tewerkstelling van de vader op 10 augustus 2017 beëindigd werd en dat de vader vervolgens ander werk gevonden had. Maar deze tewerkstelling kwam tot een einde op 6 oktober 2017.

In zijn weigeringsbeslissing stelde DVZ dat de aanvrager in gebreke gebleven was om aanvullende bewijzen van bestaansmiddelen aan te brengen, zoals het bewijs van een werkloosheidsuitkering of een andere vorm van bestaansmiddelen. Daardoor had DVZ naar eigen zeggen geen zicht op de exacte aard en het netto bedrag van de huidige bestaansmiddelen van de referentiepersoon en kon het niet afdoende beoordelen of de Belg over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen beschikt. Ook voegde DVZ eraan toe dat de aanvrager zijn aanvraag diende te actualiseren.

Wat zegt de verblijfswetgeving?

Volgens de verblijfswetgeving heeft een derdelands familielid van een Unieburger of Belg drie maanden tijd vanaf de aanvraag gezinshereniging (bijlage 19ter) om de nodige bewijsstukken over te maken aan de gemeente (artikel 52 §2 Vb). Vervolgens heeft DVZ zes maanden tijd om een beslissing te nemen over je aanvraag, te rekenen vanaf de datum op de bijlage 19ter (artikel 52 §4 Vb). Als er na de drie maanden (om bewijzen over te maken) nog belangrijke wijzigingen plaatsvinden die een impact kunnen hebben op je dossier, zegt de wetgeving niet hoe daarmee omgegaan moet worden. De verblijfswetgeving verplicht de aanvrager dus niet om zijn aanvraag te actualiseren.

Rechtspraak

Volgens de Raad van State (RvS) houdt het zorgvuldigheidsbeginsel niet in dat DVZ verplicht is bijkomende stukken aan de betrokkene te vragen wanneer blijkt dat de door hem ingediende stukken niet meer actueel zijn en wanneer de betrokkene dit ook moet weten, aangezien ze betrekking hebben op zijn eigen toestand (RvS nr. 222.809 van 12 maart 2013).

De RvV voegt daaraan toe dat, wanneer DVZ echter zélf het initiatief neemt om het dossier van de aanvrager te actualiseren, hij zich niet mag beperken tot een gedeeltelijke actualisatie. Als DVZ beslist om zijn beslissing te steunen op informatie die hij zelf opgezocht heeft, dan moet hij nagaan of hij alle mogelijke actuele informatie heeft om tot zijn besluit te komen en de aanvrager hier minstens van op de hoogte stellen zodat die zijn standpunt daarover kenbaar kan maken. Het is het ene of het andere:

  • ofwel beperkt DVZ zich tot de voorliggende informatie om tot zijn besluit te komen
  • ofwel actualiseert DVZ zelf het dossier, maar dan wel volledig en biedt hij de aanvrager de mogelijkheid om zijn standpunt kenbaar te maken.

In dit geval had DVZ op eigen initiatief de databanken geraadpleegd die hij ter beschikking heeft, maar alleen om na te gaan of de referentiepersoon nog werkte. Verder beperkte DVZ zich ertoe te stellen dat hij niet op de hoogte was van eventuele werkloosheidsuitkeringen in hoofde van de Belgische vader. Volgens de RvV toont DVZ echter op geen enkele wijze aan dat hij geen toegang zou hebben tot informatie over werkloosheidsuitkeringen.