DVZ moet ook recht op privéleven betrekken in belangenafweging artikel 8 EVRM

Een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) dat Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) aflevert aan een langdurig (legaal) verblijvende vreemdeling vormt een inmenging in zijn recht op eerbiediging van zijn privéleven, beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In zo'n geval moet DVZ een zorgvuldige afweging maken tussen enerzijds het belang van betrokkene bij de uitoefening van zijn privéleven in België, en anderzijds het algemeen belang van de Belgische staat bij het voeren van een migratiebeleid en het handhaven van de openbare orde. DVZ mag zich bij die belangenafweging niet beperken tot het gezinsleven van de betrokkene, maar moet ook rekening houden met het privéleven.

Dat stelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in RvV arrest nr. 205.020 van 7 juni 2018, met verwijzing naar vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

Feiten en analyse RvV

In dit geval leverde DVZ een BGV en inreisverbod af aan een gevestigde vreemdeling die meer dan tien jaar wettig in België verbleef. Volgens de RvV kan het niet anders dan dat de vreemdeling hier een netwerk van persoonlijke, sociale en economische belangen opgebouwd heeft. Bijgevolg leidt hij een privéleven in België. Een inmenging in dat privéleven door de afgifte van een BGV is alleen toegestaan voor zover de staat op zorgvuldige wijze een redelijke belangenafweging maakt. In casu stelt de RvV vast dat DVZ wel een belangenafweging maakte in het licht van artikel 8 EVRM, maar die was alleen toegespitst op het gezinsleven van de vreemdeling en repte met geen woord over het privéleven van de man zoals:

  • de duur van zijn verblijf in België
  • de hechtheid van de sociale en culturele banden met België, vergeleken met zijn land van herkomst

DVZ had dus geen zorgvuldige belangenafweging gemaakt zoals opgelegd door artikel 8 EVRM. De RvV vernietigt dan ook het BGV en inreisverbod.