EHRM: geen terugkeer zonder onderzoek van risico op basis van documenten meervoudige asielaanvraag

Op 19 januari 2016 sprak het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zich uit in de zaak M.D. en M.H. tegen België. Het EHRM oordeelde dat België artikel 3 EVRM (verbod op foltering en onmenselijke en vernederende behandeling) zou schenden als het een Tsjetsjeens koppel terugzendt naar Rusland zonder voorafgaand onderzoek van het risico op mishandeling op basis van de documenten die ze hadden neergelegd in het kader van een meervoudige asielaanvraag.

Zowel Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) als Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) hadden de 'nieuwe elementen' die nodig zijn om een meervoudige asielaanvraag te onderzoeken, te nauw geïnterpreteerd. Intussen is het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) daarvoor bevoegd.

De feiten

Een koppel uit Tsjetsjenië verliet Rusland uit angst voor de aanhangers van Kadyrov (de huidige president van Tsjetsjenië). De vader van de man zou in 2006 door de voorstanders van Kadyrov zijn vermoord. Uit wraak doodde de oudere broer van de man een familielid van Kadyrov, wat weer tot represailles van de familie Kadyrov leidde. In 2007 vroeg het koppel voor het eerst asiel aan in België.

Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) wees de eerste aanvraag af omdat het het asielverhaal ongeloofwaardig achtte.

Enkele maanden na die afwijzing werd de schoonbroer van de man in Tsjetsjenië doodgeschoten, vermoedelijk door aanhangers van Kadyrov. Daarop diende het koppel nog drie opeenvolgende asielaanvragen in. Ze voegden daarbij nieuwe documenten toe.

De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ), die op dat ogenblik nog bevoegd was voor de al dan niet in overwegingname van de nieuwe elementen, meende dat er geen nieuwe elementen aanwezig waren. Volgens de DVZ waren de berichten verschenen in de kranten niet relevant door hun gesolliciteerde karakter (iedereen kan voor zo’n publicatie betalen). De oproepingen van de politie werden ook niet in aanmerking genomen. Ze dateerden immers van voor de afsluiting van de vorige asielaanvraag en moesten dus op dat moment voorgelegd worden. De enveloppe waaruit bleek dat de verzoekers enkel later de documenten ontvangen hadden was volgens de DVZ ook niet overtuigend omdat die enkel kon aantonen dat er iets aan verzoekers was verzonden, zonder enige zekerheid over de inhoud ervan.

Alle schorsing- en annulatieberoepen die het koppel bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) indiende tegen de beslissingen van de DVZ werden door de RvV verworpen.

Voorwaardelijke schending artikel 3 EVRM bij terugkeer zonder onderzoek van documenten

Het EHRM oordeelde dat de niet inoverwegingname van de nieuwe elementen van hun vierde asielaanvraag had geleid tot een gebrekkig onderzoek van het aangehaalde risico in geval van terugkeer naar Rusland. Het EHRM stelde dat zowel de DVZ als de RvV het begrip ‘nieuwe elementen’ te nauw heeft geïnterpreteerd waardoor het onderzoek naar dat risico werd verwaarloosd. Het EHRM achtte de voorgelegde stukken (originele oproepingen van de politie, originele kranten met de berichten, en brief van de persoon die de documenten verzonden heeft) van groot belang voor hun aanvraag tot bescherming. Het EHRM oordeelde ook dat de verzoekers in de onmogelijkheid waren de documenten eerder voor te leggen. Het EHRM verweet de RvV dat het de zeer formalistische aanpak van DVZ op dat vlak had bevestigd. Door die documenten te weigeren zonder enige beoordeling van hun authenticiteit, relevantie en bewijskracht, hadden de Belgische asielinstanties hun plicht om een aandachtig en nauwkeurig onderzoek te voeren genegeerd.

Toch besliste het EHRM dat er slechts sprake zou zijn van een schending van artikel 3 EVRM, als het koppel zou worden teruggezonden naar Rusland zonder dat de Belgische asielinstanties een voorafgaand onderzoek naar het risico op mishandeling hebben uitgevoerd op basis van de neergelegde documenten in het kader van hun vierde asielaanvraag. Hierbij volgden de rechters dezelfde redenering als in de zaak Tarakhel waarbij ze ook kwamen tot een voorwaardelijke schending van het EVRM.

Tegengestelde opinie

Één rechter is het hier niet mee eens. Rechter Sajó stelde dat België artikel 3 EVRM wel al had geschonden, door het onvoldoende onderzoek van het risico op mishandeling in geval van terugkeer naar Rusland. In deze zaak werd een terugkeer immers enkel vermeden omdat het EHRM door het toekennen van voorlopige maatregelen (art. 39 Procedurereglement) een gedwongen terugkeer heeft kunnen voorkomen.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen