Erkenning als vluchteling van Guinee wegens vrees voor besnijdenis en gedwongen huwelijk

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen velde een principe-arrest met drie rechters (RvV 122.669, van 17 april 2014). Zowel een Guinese moeder als haar kind worden erkend als vluchteling.

  • De meeste meisjes in Guinee lopen een heel groot risico op besnijdenis. De RvV corrigeert het beleid van CGVS en de bronnen van Cedoca.
  • Ook over gewongen huwelijken in Guinee is er objectieve landeninfo. Bij onduidelijkheden moet CGVS de asielzoeker hiermee confronteren, en geldt het voordeel van de twijfel.
  • De vrees van moeder en kind moeten apart onderzocht worden.

Het gaat om een Guinese vrouw die vluchtte van haar man, met wie zij gedwongen gehuwd was en die hun dochtertje wilde laten besnijden. Haar asielaanvraag was gebaseerd op de vrees voor besnijdenis van haar dochter en op haar eigen vrees dat ze bij terugkeer vermoord zou worden door haar man omdat ze hem verlaten had.

Het CGVS vond haar verklaringen over het gedwongen huwelijk niet geloofwaardig. Het CGVS vond ook dat de vrees voor besnijdenis van haar dochter niet apart onderzocht moest worden, aangezien de vrouw alleen een vrees zou geuit hebben tegenover haar man.

RvV arrest 122.669, van 17 april 2014

De RvV splitst de vrees op basis van het verzoekschrift van de advocaat toch in twee delen, en behandelt de vrees van het kind apart van die van de vrouw. Dit omdat er, op basis van de vele landeninformatie die door de advocaat geleverd werd, ook een ruimere vrees voor de gemeenschap kan aangenomen worden.

  • De rechters gaan heel uitgebreid in op die landeninfo en concluderen hieruit dat de meerderheid van de meisjes in Guinee objectief gezien een heel groot risico loopt op besnijdenis. In bepaalde gevallen is het zelfs een “quasi-zekerheid” dat ze besneden zullen worden. Het CGVS ging te veel uit van een vermeende dalingin de prevalentiegraad. Volgens de RvV rechters kan slechts bij een heel selecte groep van vrouwen een effectieve daling in de prevalentiegraad vastgesteld worden: de scholingsgraad, steun van familie, leeftijd en etnie spelen een rol.
  • Ook stelt de RvV de landeninformatie van CEDOCA in vraag, dat de meningen tegenover besnijdenis veranderd zouden zijn: ten eerste betekent dit niet dat zij die deze meningen uiten ook echt de macht hierover in handen hebben, ten tweede is de vraag of er wel vrij meningen kunnen gegeven worden over een praktijk die eigenlijk officieel verboden is in het land. De betrokken individuele gesprekken zijn vaak te vaag of net te specifiek voor één situatie, meent de RvV.
  • De rechters concluderen dat er uit deze landeninformatie geen algemene daling van het risico kan afgeleid worden. Ook is het duidelijk dat er, ondanks inspanningen, nog steeds geen voldoende bescherming is vanwege de overheid.
  • In deze zaak beantwoordt het kindje niet aan één van de uitzonderlijke categorieën die zich wel aan het risico zouden kunnen onttrekken. Net zoals haar moeder, die haar niet zal kunnen helpen beschermen. Het kind wordt erkend.

De vrees van de moeder splitst de RvV nog eens in twee delen: de vrees voor vervolging door haar familie en gemeenschap omdat ze haar kind niet wil laten besnijden, en de vrees voor haar man met wie ze een gedwongen huwelijk had (die zou haar vermoorden omwille van haar vlucht).

  • Op het eerste punt vinden de rechters dat mevrouw geen voldoende hoog profiel heeft om echt van een risico op vervolging te kunnen spreken. Ze is geen bekend persoon die opkomt tegen besnijdenis. De vrees die ze heeft, is dat mensen haar met de vinger zouden wijzen, hetgeen volgens de RvV geen vervolging uitmaakt. Ze heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat ze op een onmenselijke wijze zou behandeld worden hierdoor. Er is ook geen objectieve landeninfo die aantoont dat alle ouders die tegen besnijdenis zijn, vervolgd worden in Guinee.
  • Wat betreft het tweede punt omtrent het gedwongen huwelijk acht de RvV de motivatie van het CGVS echter onvoldoende: op basis van het gehoorverslag meent de RvV dat mevrouw wel op geloofwaardige en consistente wijze verklaarde over haar huwelijk. Bovendien stemt haar verhaal ook overeen met de objectieve landeninfo over gedwongen huwelijken, aangeleverd door de advocaat. De RvV stelt dat het CGVS ondoordacht conclusies heeft getrokken uit bepaalde onduidelijkheden, zonder mevrouw hiermee te confronteren tijdens het interview. De rechters zijn van mening dat zij het voordeel van de twijfel had moeten krijgen. De RvV concludeert dat een eerdere vervolging wel aangenomen had moeten worden en dat niet is aangetoond dat ze bij terugkeer dergelijke vervolging niet opnieuw zal moeten ondergaan. De RvV neemt op basis van landeninformatie aan dat ze hier geen bescherming voor zal vinden bij de overheid. Op basis van haar gedwongen huwelijk wordt ze door de RvV erkend.
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen