Grondwettelijk Hof vindt asielberoep effectief: ook voor asielzoekers uit EU, of erkend in EU-lidstaat, of met technische weigering

In arrest nummer 111 van 17 september 2015 heeft het Grondwettelijk Hof (GwH) het beroep over het gebrek aan een effectief beroepsmiddel verworpen voor:

  • asielzoekers uit de EU
  • asielzoekers die al als vluchteling erkend zijn in een andere lidstaat en
  • asielzoekers die een technische weigering krijgen

Deze asielzoekers hebben ook na de wetswijziging van 10 april 2014 nog slechts een annulatieberoep zonder schorsende werking en zonder volle rechtsmacht.

Analyse Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof stelt dat naast een annulatieberoep, sinds de wet van 10 april 2014 ook een beroep met volle rechtsmacht met schorsende werking (een UDN-vordering) kan worden ingesteld tegen een weigering van in overwegingname.

De wet van 10 april 2014 wijzigde onder meer artikel 39/85 van de Verblijfwet (Vw). Dit laat de vreemdeling toe om bij wijze van voorlopige maatregel de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) te vragen de eerder ingediende gewone vordering tot schorsing zo snel mogelijk te behandelen.

De vreemdeling kan dit doen:

  • wanneer hij al een gewone vordering tot schorsing heeft ingediend en
  • daarna het voorwerp is van een uitwijzingsmaatregel waarvan de uitvoering imminent is.

Ook in dat geval voorziet de wet voortaan dat de RvV rekening moet houden met alle bewijsstukken. De RvV moet dan een onderzoek ex nunc voeren (artikel 39/85, § 1, derde lid Vw): op het ogenblik van de beslissing.

Met de wetswijziging van 10 april 2014 is het in de wet ook duidelijk dat een UDN-vordering de uitvoering van een bevel om het grondgebied te verlaten automatisch schorst, tot de RvV zich over de schorsing heeft uitgesproken (artikel 39/85, § 3 Vw).

Conclusie Grondwettelijk Hof

De combinatie van een annulatieberoep met een UDN-vordering maakt dat de rechtszoekende over een effectief rechtsmiddel beschikt, volgens het Grondwettelijk Hof. Het GwH grijpt hierbij terug naar het EHRM dat stelt dat bij de beoordeling of een daadwerkelijk rechtsmiddel beschikbaar is, rekening moet worden gehouden met alle beroepen waarover de verzoekers beschikken.

Nabeschouwing

Om een UDN-procedure te starten moet de uiterst dringende noodzakelijkheid aangetoond zijn. Voor de wetswijziging van 2014 was dit enkel mogelijk voor de vreemdeling die al was opgesloten in een gesloten centrum.

Met de wet van 10 april 2014 heeft de wetgever de mogelijkheid geopend om aan te tonen dat de uitvoering ook ‘imminent’ kan zijn wanneer een persoon niet wordt vastgehouden op een welbepaalde plaats. De vaste rechtspraak geeft hieraan echter een heel enge interpretatie. In de praktijk wordt de UDN bijna enkel aanvaard voor mensen die al in detentie zitten, en bij wie de gedwongen terugkeer dus imminent is.

Het al dan niet daadwerkelijk karakter van dit rechtsmiddel zal dus verder moeten worden geëvalueerd in het licht van de invulling die de RvV geeft aan de notie ‘imminent’ om te besluiten of er sprake is van uiterst dringende noodzakelijkheid.

In hoeverre is dit rechtsmiddel in de praktijk toegankelijk, en dus een effectief rechtsmiddel? Dat hangt af van de mate waarin het opstarten van een UDN-procedure zal worden toegestaan, wanneer een persoon niet op een welbepaalde plaats wordt vastgehouden.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen