Hof van Justitie over overname asielaanvraag Dublin Verordening

Het Hof van Justitie oordeelt in arrest C-394/12 van 10 december 2013 (zaak Shamso Abdullahi t. Bundesasylamt) dat als twee lidstaten akkoord zijn over de overname van de behandeling van een asielaanvraag, er tijdens een beroepsprocedure alleen nog een andere lidstaat verantwoordelijk gesteld kan worden als de asielzoeker in de lidstaat die akkoord is om de asielaanvraag te behandelen een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling.

Belangrijkste feiten

In april 2011 vlucht mevrouw Abdullahi van Somalië per vliegtuig naar Syrië. In juli van hetzelfde jaar reist ze verder naar Turkije en bereikt ze Griekenland via een smokkelboot. Ze vraagt geen asiel aan in Griekenland, maar reist via mensensmokkelaars via Macedonië, Servië en Hongarije naar Oostenrijk. In dit land dient ze een asielaanvraag in. Het Bundesasylamt van Oostenrijk vraagt aan Hongarije om de asielaanvraag over te nemen, onder toepassing van de Dublin Verordening. Hongarije gaat hiermee akkoord. Er waren immers bewijzen dat ze illegaal vanuit Servië Hongarije was binnengekomen. De Oostenrijkse asieladministratie oordeelt ook dat Abdullahi niet het risico loopt op een onmenselijke behandeling in Hongarije (onder art. 3 EVRM).

In een beroepsprocedure roept Abdullahi voor het eerst in dat Griekenland in plaats van Hongarije verantwoordelijk zou zijn om haar asielaanvraag te behandelen. Maar aangezien asielzoekers in Griekenland het risico lopen op onmenselijke behandeling, roept Abdullahi in dat Oostenrijk kennis zou moeten nemen van haar asieldossier.

Het Asylgerichtshof verwerpt het beroep. Het Verfassungsgerichtshof (het Grondwettelijk Hof in Oostenrijk) verbreekt de beslissing van het Asylgerichtshof, omdat het niet zeker is dat Hongarije in plaats van Griekenland verantwoordelijk zou zijn voor de asielaanvraag. Abdullahi verbleef immers minder dan drie maanden in derde landen (Macedonië en Servië) tussen haar verblijf in Griekenland en Hongarije. Het Verfassungsgerichtshof verwijst de zaak terug naar het Asylgerichtshof, dat een aantal prejudiciële vragen stelt aan het Hof van Justitie. Een vraag is of een andere lidstaat tijdens een beroepsprocedure verantwoordelijk kan worden beschouwd voor de behandeling van een asielaanvraag, als er al een akkoord is tussen een andere lidstaat en de lidstaat waar de asielzoekster haar asielaanvraag heeft ingediend.

Beslissing Hof van Justitie

Het Hof oordeelt dat als twee lidstaten akkoord zijn over de overname van de behandeling van een asielaanvraag, er tijdens een beroepsprocedure alleen nog een andere lidstaat verantwoordelijk gesteld kan worden als de asielzoeker in de lidstaat die akkoord is om de asielaanvraag te behandelen een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling, volgens artikel 4 van het Handvest voor de grondrechten van de EU.

Het Hof gaat niet in op de vraag of een lidstaat waar een asielzoeker voor het eerst de EU illegaal binnentreedt verantwoordelijk kan worden gesteld voor de behandeling van zijn asielaanvraag, indien hij vervolgens naar een niet-EU land reist om binnen minder dan drie maanden via een andere lidstaat terug op illegale wijze de EU binnen te treden.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen