Hof van Justitie verduidelijkt recht op verblijf van derdelands studenten

Een derdelands student die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2004/114/EG moet een studentenvisum krijgen. De nationale autoriteiten van de lidstaten mogen geen extra voorwaarden toevoegen. Dat volgt uit een arrest van het Hof van Justitie van 10 september 2014.

Feiten

De Duitse autoriteiten weigerden een studentenvisum aan een Tunesische onderdaan omdat ze twijfelden aan zijn motivatie om de studie te volgen. Zo had hij voordien onvoldoendes behaald en kende hij niet veel Duits. Deze voorwaarden staan niet in de Richtlijn.

Nochtans voldeed de Tunesische student wel aan de voorwaarden die het Europees recht oplegt aan een derdelander die in een lidstaat van de Europese Unie wil komen studeren. Die voorwaarden staan in Richtlijn 2004/114/EG.

De betrokkene stelde tegen deze weigeringsbeslissing een beroep in bij de rechtbank. Het is die Duitse rechter die een prejudiciële vraag stelt aan het Hof van Justitie: laat Richtlijn 2004/114 toe dat de nationale autoriteiten nog andere dan de in de Richtlijn bepaalde voorwaarden opleggen? Is er met andere woorden een discretionaire beoordelingsmarge voor de nationale autoriteiten?

Beslissing Hof

In zijn arrest van 10 september 2014 verduidelijkt het Hof dat de voorwaarden die opgesomd worden in (artikel 6 en 7 van) de Richtlijn exhaustief zijn. De volgende documenten moeten voorgelegd worden:

  • een geldig reisdocument
  • een ziektekostenverzekering
  • een bewijs dat de student geen gevaar voor de openbare orde en veiligheid betekent
  • een inschrijvingsbewijs van een instelling van hoger onderwijs
  • een bewijs van de betaling van de dossierkosten van de aanvraag, als de staat dat vraagt
  • een bewijs van voldoende bestaansmiddelen, als de staat dat vraagt
  • een bewijs van voldoende talenkennis, als de staat dat vraagt
  • een bewijs van het betaald hebben van het inschrijvingsgeld, als de staat dat vraagt

Volgens de Richtlijn moet elke student die aan deze voorwaarden voldoet, een studentenverblijf krijgen. De lidstaten kunnen geen andere voorwaarden opleggen. Een motivatiebrief om de band aan te tonen tussen de studie en het beroep dat de betrokkene van plan is te gaan uitoefenen, mag bijvoorbeeld niet gevraagd worden. Dat komt immers neer op een extra voorwaarde die niet in de Richtlijn staat.

Gevolgen voor België

Dit geldt ook voor Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). DVZ beslist over het al dan niet toestaan van een studentenverblijf.

Volgens dit arrest van het Hof van Justitie mag DVZ enkel de voorwaarden die de Richtlijn opsomt, nagaan. In de Belgische wetgeving staan die voorwaarden opgesomd in artikel 58 van de Verblijfswet. Extra voorwaarden zijn uitgesloten. Zo kan DVZ wel een studentenvisum weigeren wanneer de voldoende bestaansmiddelen niet zijn bewezen, maar mag DVZ de motivatie van de student niet controleren.