Identiteitsfraude bij geweigerde asielaanvraag sluit humanitaire regularisatie niet uit

Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) kan een 9bis aanvraag (humanitaire regularisatie) niet simpelweg afwijzen volgens het beginsel ‘fraus omnia corrumpit’ omdat de persoon een valse naam opgaf bij een eerdere geweigerde asielaanvraag. DVZ moet zijn beslissing beter motiveren. Dat stelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in een arrest van 30 september 2016.

Feiten

De Nepalese verzoeker vraagt in 2004 asiel aan in België. Het CGVS weigert deze aanvraag in 2005. De voormalige Vaste Beroepscommissie weigert het beroep hiertegen in 2006. In de daaropvolgende jaren dient verzoeker verschillende medische en humanitaire regularisatieaanvragen in.

DVZ verklaart de 9bis aanvraag die in casu voorligt ontvankelijk maar ongegrond. Verzoeker heeft tijdens zijn asielprocedure in 2004 gelogen over zijn identiteit. Bijgevolg weigert DVZ de 9bis aanvraag op basis van het rechtsbeginsel ‘fraus omnia corrumpit’. Dit beginsel houdt in dat wie bedrog pleegt, zich daar niet op kan beroepen om de toepassing van een rechtsregel in zijn voordeel te verkrijgen. De integratie van verzoeker, het feit dat hij Nederlands spreekt, een inburgeringsattest en getuigenverklaringen voorlegt, beweert werkbereid te zijn en reeds gewerkt heeft, zijn volgens DVZ geen redenen tot regularisatie.

Geen rechtsgevolgen uit identiteitsfraude

De RvV fluit DVZ terug en vernietigt de bestreden beslissing.

Verzoeker betwist het gebruik van een valse naam niet, maar de RvV wijst erop dat het beginsel ‘fraus omnia corrumpit’ enkel betekent dat alle door de fraude verworven rechten ab initio vervallen. Aangezien verzoeker de vluchtelingenstatus niet verkreeg, heeft het gebruik van een andere naam hem nooit een voordeel opgeleverd. Er zijn dan ook geen rechtsgevolgen aan de fraude ontleend die retroactief kunnen vervallen.

Bovendien is verzoekers ware identiteit gekend en heeft verzoeker altijd verklaard de Nepalese nationaliteit te bezitten, wat DVZ niet betwist. DVZ toont ook niet aan dat het gebruik van een valse naam een invloed heeft op de integratie en de duur van verzoekers verblijf.

Buiten de verwijzing naar ‘fraus omnia corrumpit’, motiveert DVZ niet waarom de integratie van verzoeker niet tot een regularisatie kan leiden. Nu deze verwijzing niet dienstig blijkt, moet DVZ concreet motiveren waarom de integratie van verzoeker al dan niet volstaat.