KB over verblijf in eigen woning van onwettig verblijvende gezinnen gedeeltelijk vernietigd

De Raad van State (RvS) vernietigt in een arrest van 28 april 2016 gedeeltelijk het Koninklijk Besluit van 17 september 2014, dat opsluiting in een gesloten centrum van gezinnen met kinderen of van een volwassen gezinslid in bepaalde gevallen toeliet.

Gezinnen met minderjarige kinderen die onwettig in België verblijven, mogen in principe niet opgesloten worden in een gesloten centrum. Tenzij dat gesloten centrum is aangepast aan de noden van gezinnen met minderjarige kinderen. De Verblijfswet voorziet als alternatief dat gezinnen met minderjarige kinderen die moeten terugkeren, onder bepaalde voorwaarden verder kunnen verblijven in hun eigen woning. Die voorwaarden worden vastgelegd in een overeenkomst tussen het gezin en de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). De inhoud van de overeenkomst en de sancties bij niet-naleving van de voorwaarden werden bepaald in het koninklijk besluit van 17 september 2014 (KB).

In haar advies van 6 augustus 2014 formuleerde de Raad van State (RvS) enkele kritische opmerkingen bij het ontwerp van KB maar daarmee werd geen rekening gehouden. De RvS heeft nu in haar arrest van 28 april 2016 het KB van 17 september 2014 gedeeltelijk vernietigd.

Bij niet-naleving van de overeenkomst met de DVZ voorzag het KB dat als sanctie kon worden opgelegd :

  • detentie van het gezin in een woonunit (artikel 3, 1° KB)
  • detentie van een volwassen lid van het gezin in een gesloten centrum tot op het moment dat heel het gezin gerepatrieerd wordt (artikel 3, 2° KB)
  • detentie van het gezin met minderjarige kinderen voor een zo kort mogelijke periode in een gesloten centrum met oog op repatriëring (artikel 3, 3° KB)

De RvS vernietigt artikel 3, 2° en 3° van het KB. De RvS verduidelijkt ook de definitie van het begrip 'gezin' in dit KB. De RvS zegt ook dat een beroep mogelijk is tegen een sanctie bij de gewone rechtbanken en hoven.

Artikel 3, 2° KB vernietigd

De RvS oordeelt dat de vasthouding van een volwassen lid van het gezin in een gesloten centrum (artikel 3, 2° KB) een schending van artikel 8 EVRM uitmaakt. Volgens de RvS is de maatregel :

  • niet in verhouding met het nagestreefde doel
  • niet pertinent om de repatriëring te garanderen
  • een onredelijke inmenging in de uitoefening van het recht op een familieleven
  • en dit terwijl de Terugkeerrichtlijn (Europese richtlijn 2008/115/EG) de lidstaten verplicht bij het uitwerken van maatregelen met het oog op repatriëring rekening te houden met het familieleven van de betrokkenen en artikel 8 EVRM te respecteren.

Artikel 3, 3° KB vernietigd

Volgens de RvS is artikel 3, 3° KB dat voorziet in detentie van een gezin met minderjarige kinderen in een gesloten centrum een schending van artikel 74/9, §3, alinea vier Vw.

Hoewel dat artikel voorziet in vasthouding in een gesloten centrum wanneer een gezin zich niet houdt aan de voorwaarden van de overeenkomst, wijst de RvS erop dat rekening moet worden gehouden met arrest nr. 166/2013 van het Grondwettelijk Hof (GwH).

Volgens het GwH is artikel 74/9, §3, vierde alinea Vw maar grondwettelijk in de interpretatie dat gezinnen met minderjarige kinderen niet in een gesloten centrum geplaatst kunnen worden tenzij dat is aangepast is aan de noden van zo’n gezin.

In de mate dat artikel 3, 3° KB niet expliciet bepaalt dat de gesloten centra waarin gezinnen met minderjarige kinderen kunnen worden vastgehouden, aangepast moeten zijn aan de noden van die gezinnen schendt het artikel 74/9, §3, vierde alinea Vw in de zin dat het geen grondwetconforme interpretatie verzekert.

Definitie van het begrip 'gezin'

De RvS verduidelijkt de definitie van het begrip ‘gezin’ in de zin van het KB van 17 september 2014.

Volgens het KB bestaat een gezin uit :

  • de leden van een familie van vreemdelingen die verklaren dat ze de ouders zijn of de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen
  • de minderjarigen die tot deze familie behoren
  • de familieleden tot en met de tweede graad

Onder ‘personen die verklaren dat ze ouders zijn’ moet volgens de RvS worden verstaan:

  • de moeder en de vader van de minderjarige of
  • personen die in de feiten de rol van ouders op zich nemen t.o.v. de minderjarige (in afwezigheid van moeder en vader of voogd)

Beroep mogelijk tegen sanctie

Verder verduidelijkt de RvS dat de ‘sancties’ voorzien in het KB van 17 september 2014 eigenlijk ‘administratieve politiemaatregelen’ zijn waartegen een beroep openstaat bij de gewone rechtbanken en hoven van de rechterlijke macht.