Koerswijziging hof van beroep Gent: Palestina is een staat, betrokkene wordt niet erkend als staatloze

Update juli 2018: Het Hof van Cassatie vernietigde dit arrest omwille van een tegenstrijdige motivering. Het Hof van Cassatie wees de zaak door naar een ander hof van beroep. Het hof van beroep te Brussel deed hierover een uitspraak op 5 juni 2018 en oordeelde dat Palestina een staat is en Palestijnen hierdoor niet erkend kunnen worden als staatloze. De rechtspraak blijft momenteel verdeeld. (Nieuwsbericht 9-07-2018)

In arrest nr. 2015/AR/3257 van 16 juni 2016 ging het hof van beroep van Gent ervan uit dat Palestina geen functionerende staat is (Lees meer in ons nieuwsbericht van 1-07-2016). Het hof meende wel dat Palestina aan de voorwaarden van de Conventie van Montevideo voldoet om van ‘een staat’ te kunnen spreken, namelijk:

  • een bepaald grondgebied,
  • een permanente bevolking,
  • een regering,
  • de capaciteit om relaties aan te gaan met andere staten.

Toch was het hof van oordeel dat Palestina geen ‘functionerende staat’ is, omdat de erkenning door de internationale gemeenschap doorslaggevend is, ook al is dat geen criterium van de Conventie van Montevideo. Een groot aantal landen, waaronder België, heeft Palestina immers nog niet erkend als staat.

Het hof erkende de betrokkene daarom toen als staatloze. Het openbaar ministerie ging in beroep bij het Hof van Cassatie (HvC). Het HvC besliste op zijn beurt dat de voorgelegde motivering tegenstrijdig is:

  • enerzijds stelt het hof van beroep van Gent dat de voorwaarden van de Conventie van Montevideo om van een staat te kunnen spreken vervuld zijn,
  • anderzijds dat de erkenning door andere staten determinerend is.

Omwille van deze tegenstrijdige motivering casseerde het HvC de uitspraak en stuurde het de zaak door naar een ander hof van beroep, in casu het hof van beroep van Brussel. Op deze nieuwe beslissing is het nog steeds wachten.

Rechtspraak in tussentijd: verdeeldheid

Op 20 april 2017 gooide het hof van beroep van Gent het roer om in arrest nr. 2015/AR/1954. Het feit dat aan de vier voorwaarden van de Conventie van Montevideo voldaan is om van een staat te kunnen spreken, is voldoende. Het argument dat een heel aantal staten Palestina (nog) niet erkend hebben, en dat Palestina niet als een functionerende staat beschouwd kan worden, komt niet meer aan bod in dit arrest. Het hof weigert daardoor de betrokkene te erkennen als staatloze.

Kritische bedenkingen

Deze koerswijziging was opmerkelijk:

  • Tot dan werd algemeen aanvaard dat Palestijnen die aantonen geen andere nationaliteit te bezitten (van de landen waarmee zij een band hebben: bijvoorbeeld waar ze geboren zijn of verbleven hebben), staatloos zijn. Zij werden dan ook zonder probleem erkend als staatloze. Zonder wijzigingen in de praktijk, draait het hof van beroep van Gent dit uitgangspunt om.
  • Bovendien betekent de beslissing tot vernietiging door het HvC omwille van een tegenstrijdige motivering niet dat slechts één van de twee argumenten steek houdt. Het houdt ook geen voorkeur voor één van beide argumenten in, en het wil evenmin zeggen dat er geen andere nuttige elementen in het dossier aan bod kunnen komen.
  • Het feit dat Palestina aan de voorwaarden van de Conventie van Montevideo zou voldoen om van een ‘staat’ te kunnen spreken, wil nog niet zeggen dat de betrokkene ‘onderdaan’ is van die staat. Hoe wordt de Palestijnse nationaliteit verworven? Is er een wetgevend kader? Wie is de bevoegde autoriteit? Het is duidelijk dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de advocaat om elke zaak individueel te staven en motiveren.

Nieuwe koerswijziging: rechtbank van eerste aanleg Brugge: toch niet voldaan aan criteria Conventie van Montevideo?

De rechtbank van eerste aanleg van Brugge volgt de redenering van het hof van beroep van Gent niet. In een vonnis van 5 februari 2018 stelt de rechtbank dat voor Palestina de vier voormelde criteria van de Montevidea Conventie niet ondubbelzinnig zijn aangetoond en wijst hiervoor op volgende elementen:

  • de ernstige mate waarin de uitoefening van het regeringsgezag door de Palestijnse Nationale Autoriteit beperkt wordt,
  • de controle die door Israël uitgeoefend wordt
  • de bezetting van Palestijnse gebieden door Israël

Zelfs al zou worden aangenomen dat de vier voormelde criteria voldaan zijn, is er geen bewijs van wetgevend kader voor het verwerven van de Palestijnse nationaliteit of om als onderdaan van de Palestijnse Staat te kunnen worden beschouwd. Evenmin is er een bevoegde instantie in de Palestijnse Staat die de criteria voor de toekenning van de Palestijnse nationaliteit kan bepalen of toepassen.

De rechtbank erkent de betrokkenen als staatlozen.

Dit vonnis is interessant omdat in eerdere rechtspraak het hof van beroep er wel telkens van uitging dat Palestina voldeed aan de criteria van de Conventie van Montevideo om van een “staat” te kunnen spreken.

Voorlopig is het nog altijd afwachten wat het hof van beroep van Brussel zal beslissen in de gecasseerde zaak.