Mogelijke schending artikel 3 EVRM bij uitwijzing afgewezen asielzoeker

Het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelt in arrest nr. 7974/11 van 19 december 2013 (zaak N.K. t. Frankrijk) dat de uitwijzing van een afgewezen asielzoeker een schending van artikel 3 EVRM (verbod op onmenselijke behandeling) kan inhouden.

Het EHRM vond het asielonderzoek in Frankrijk in dit geval te beperkt en vond dat er onvoldoende informatie was om de asielzoeker als ongeloofwaardig te beschouwen. Het algemene risico op onmenselijke behandeling was in dit geval voldoende gedocumenteerd. Bovendien zijn de verklaringen en documenten die de asielzoeker voorlegde voldoende concreet en geloofwaardig.

Het ging over een Pakistani die zich tot de Ahmadi religie bekeerd had en die dit geloof openlijk beoefende en predikte, of minstens zo door de Pakistaanse autoriteiten wordt aanzien.

Belangrijkste feiten

De verzoeker is afkomstig uit een soennitische familie in Pakistan. Tijdens zijn middelbare studies komt hij in contact met de Ahmadi religie. Zonder medeweten van zijn familie beslist hij om zich te bekeren tot deze religie, en om te trouwen met een vrouw die ook dit geloof beoefent. Hij kiest er ook voor om met zijn vrouw bij zijn schoonfamilie te wonen. Als zijn familie hiervan op de hoogte komt, verwerpt deze hem. Zijn familie uit doodsbedreigingen tegen hem en legt tegen hem een klacht neer bij de politie op beschuldiging van het prediken van het Ahmadi geloof. De verzoeker vreest voor zijn leven. Hij verlaat zijn schoonfamilie en verhuist naar een vriend. Zijn schoonfamilie wordt regelmatig bezocht en bedreigd door zijn familie, bijgestaan door de politie. Als hij op een dag naar de moskee gaat, wordt hij ontvoerd en gedurende meerdere dagen gefolterd. Hij slaagt erin om te ontsnappen. Op 27 juli 2009 wordt er tegen hem een arrestatiebevel uitgevaardigd wegens het vermeend prediken van het Ahmadi geloof.

Hij verlaat Pakistan en vraagt in augustus 2009 in Frankrijk asiel aan. Zijn asielaanvraag wordt op grond van ongeloofwaardigheid afgewezen, zonder dat hij grondig werd gehoord. Ook de beroepsprocedure wordt afgewezen.

Beslissing EHRM

Het EHRM verwijst o.a. naar een rapport van de Immigration and Refugee Board of Canada van 23 november 2009 over de situatie in Pakistan van moslims die zich bekeren tot het Ahmadi geloof. Dit rapport meldt dat er een fatwa bestaat die bepaalt dat een niet-Ahmadi moslim die zich bekeert tot het Ahmadi geloof binnen drie dagen na zijn bekering gedood moet worden. Uit een rapport van 11 januari 2013 van de Immigration and Refugee Board of Canada blijkt dat vervolging van Ahmadis door de Pakistaanse overheid gelegaliseerd en aangemoedigd wordt. Het Hof meent dat het risico op onmenselijke behandeling in Pakistan van personen die het Ahmadi geloof beoefenen op basis van verschillende internationale rapporten goed gedocumenteerd is.

Maar de beoefening van het Ahmadi geloof in Pakistan leidt niet automatisch tot een risico op een onmenselijke behandeling. De betrokkene moet kunnen aantonen dat hij openlijk dit geloof belijdt en predikt, of minstens zo door de Pakistaanse autoriteiten aanzien wordt, om de bescherming van artikel 3 EVRM te kunnen genieten.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen