RvV erkent Guineese moeder en dochter als vluchteling wegens risico op vrouwelijke genitale verminking

In arrest nummer 156.326 van 10 november 2015 erkent de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een moeder en dochter uit Guinee als vluchtelingen, nadat zij voor een tweede keer asiel hadden aangevraagd. De RvV onderzocht daarbij de gegronde vrees voor vervolging van de dochter en de moeder afzonderlijk.

Feiten

In oktober 2012 diende de moeder een eerste asielaanvraag in bij de Belgische asielinstanties. Ze vreesde dat zij en haar dochter onder druk van de schoonfamilie gedwongen besneden zouden worden bij een terugkeer naar Guinee. Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) verwierpen deze eerste asielaanvraag. Ze achtten haar vluchtverhaal niet geloofwaardig. Ze komt uit een vooruitstrevend deel van het land en geen enkele van haar zussen is slachtoffer geweest van vrouwelijke genitale verminking (VGM).

In juli 2014 diende de vrouw een tweede asielaanvraag in. Ze haalde als nieuw element aan dat één van haar zussen intussen het slachtoffer is geworden van VGM. Ze diende ook documenten en foto’s van het besnijdenisfeest in die dit ondersteunen.

Het CGVS nam de tweede asielaanvraag echter niet in overweging. Het meende dat die informatie niet met voldoende waarschijnlijkheid kon aantonen dat mevrouw nood zou hebben aan internationale bescherming.

Verzoekster diende hiertegen beroep in. Met succes. De RvV vernietigde in arrest nr. 143.338 van 15 april 2015 de beslissing van het CGVS, en stelde dat het CGVS de vrouw voldoende moest horen. De RvV vond dat de nieuwe ontwikkelingen immers aantoonden dat er ernstige indicaties zijn dat de vrouw nood zou kunnen hebben aan internationale bescherming.

Het CGVS hoorde de vrouw hierna ten gronde, maar kwam nogmaals tot een weigeringsbeslissing. Opnieuw omdat het CGVS haar vluchtverhaal niet geloofwaardig vond. Hierop richtte de vrouw zich nogmaals tot de RvV.

RvV onderzoekt de asielaanvragen van moeder en dochter afzonderlijk

In tegenstelling tot het CGVS, splitst de RvV de aanvraag in twee delen: de RvV behandelt de vrees van het kind apart van die van de vrouw. In de tweede asielaanvraag gaf de vrouw duidelijk aan dat de dochter zelf ook een risico loopt om slachtoffer te worden van vrouwelijke genitale verminking.

Onderzoek naar de gegronde vrees van de moeder

De RvV oordeelt dat de inconsistenties in de oorspronkelijke verklaringen van de vrouw te wijten kunnen zijn aan haar mentale en fysieke gezondheid. De RvV oordeelt dat de bewijsmiddelen en verklaringen die zij nu aanvoert voldoende precies en overtuigend zijn. Bovendien voert de vrouw medische rapporten aan die aantonen dat ze aan post-traumatische stress en andere psychologische aandoeningen lijdt. Die verklaren dat er onduidelijkheden kunnen voorkomen in haar asielrelaas. Daar waar er nog onduidelijkheden blijven bestaan kent de RvV de vrouw het voordeel van de twijfel toe.

Verder houdt de RvV het voor mogelijk dat de vrouw gedwongen was te huwen met haar echtgenoot. Gelet op hoe vaak VGM in Guinee voorkomt (de prevalentiegraad), in het bijzonder voor vrouwen met haar etniciteit (Malinke), kan mevrouw een gegronde vrees voor vervolging aantonen. De overheid biedt hiertegen onvoldoende bescherming. Onder andere door corruptie, incompetentie en nepotisme.

De RvV kent de vrouw de vluchtelingenstatus toe.

Onderzoek naar de gegronde vrees van de dochter

De aangevoerde bewijsmiddelen tonen aan dat er een aanzienlijk risico bestaat dat meisjes van 5 jaar, zoals de dochter van deze vrouw, slachtoffer worden van VGM.

De vader en zijn familie zijn bovendien erg gehecht aan deze praktijk. Dit wordt onder andere aangetoond door het feit dat haar tante slachtoffer is geworden van VGM. De dochter loopt dus bij een terugkeer naar Guinee risico op vervolging omdat ze behoort tot een specifieke sociale groep.

Nabeschouwing

Sinds begin 2015 stellen we vast dat de RvV meestal het asielverhaal opsplitst in het verhaal van de dochter en dat van de ouders.

Wat betreft de kinderen leidt de RvV uit objectieve bronnen af dat het risico effectief zeer groot is dat zij slachtoffer zullen worden van vrouwelijke genitale verminking. Zij worden dan ook meestal erkend.

Ook in deze zaak oordeelde de RvV dat de aanvragen apart moesten worden behandeld. Het CGVS deed dit niet en wees de asielaanvraag zowel voor de moeder als voor de dochter af, op grond van ongeloofwaardigheid van het vluchtverhaal van de moeder.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen