RvV erkent Turkse vrouw die mishandeld werd door ex-echtgenoot als vluchteling

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) kent het statuut van vluchteling toe aan een Turkse asielzoekster die omwille van de gevolgen van mishandeling door haar ex-echtgenoot en haar familie ernstige psychologische problemen heeft en twee zelfdodingspogingen ondernam. De RvV besluit dat de voortdurende en ernstige vrees van de Turkse vrouw ervoor zorgt dat een terugkeer naar het land van herkomst niet redelijk is, ook al situeert de mishandeling zich in het verleden. De RvV hervormt hiermee een beslissing van het Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS).

Feiten

Een Turkse vrouw van Koerdische afkomst werd op haar zestiende gedwongen te huwen. Haar echtgenoot mishandelde haar. Als ze de procedure tot scheiding opstartte, bedreigde haar echtgenoot haar en wees haar familie haar af. Na de scheiding in 2004 kwam ze naar België. Ze diende zonder succes een humanitaire regularisatieaanvraag in. In 2007 huwde de Turkse vrouw met haar tweede echtgenoot op het consulaat van Turkije in België. De vrouw diende echter terug te keren naar Turkije om een visum voor België te bekomen, maar dat kreeg ze niet. Ze keerde toch terug naar België en diende in 2009 een eerste asielaanvraag in. Het CGVS weigerde deze asielaanvraag.

Na haar repatriëring ging de Turkse vrouw opnieuw bij haar familie in Istanbul leven. Zij dwongen haar te scheiden van haar tweede man om een ander te huwen. Doordat ze dit weigerde werd ze geslagen. Daarop vluchtte de vrouw in 2011 opnieuw naar België. Het CGVS weigerde een tweede asielaanvraag. De vrouw woonde verder in België zonder wettig verblijfsrecht.

Tijdens een administratieve controle op 27 januari 2016 werd de Turkse vrouw opgepakt en opgesloten in een gesloten centrum met het oog op een repatriëring. Op 15 februari 2016 diende de vrouw een medische regularisatieaanvraag in en kort daarop diende ze een derde asielaanvraag in. Deze baseerde ze op de vrees voor haar eerste echtgenoot en haar familie. Maar de vrees voor vervolging was volgens het CGVS niet geloofwaardig en ze kreeg geen beschermingsstatuut. De vrouw ging op 20 juni in beroep tegen de beslissing van het CGVS bij de RvV.

Beoordeling RvV

Het CGVS geeft toe dat de Turkse vrouw mishandeld werd door haar eerste echtgenoot. Maar het CGVS is van mening dat aan het misbruik een einde kwam door de scheiding van haar eerste man in 2003. Het CGVS vindt dat er goede redenen zijn om te denken dat het misbruik zich niet zal herhalen waardoor er ook geen vrees voor vervolging is bij een terugkeer naar Turkije.

De RvV wijst erop dat de vrees voor vervolging aanwezig kan blijven door de vroegere mishandeling. De slechte behandeling door haar eerste echtgenoot en haar familie zijn een fysieke inbreuk. De fysieke en psychologische gevolgen daarvan kunnen gedurende het hele leven van het slachtoffer verder voortduren. Volgens de RvV moet het CGVS onderzoeken of er dwingende redenen zijn die de Turkse vrouw verhinderen om terug te keren naar haar land van herkomst, ook al liggen de feiten van vervolging in het verleden. Het CGVS past hier artikel 1, C, §5 van het Vluchtelingenverdrag toe. Dit artikel stelt dat dwingende redenen voortvloeiende uit vorige vervolgingen ertoe kunnen leiden dat het Vluchtelingenverdrag van toepassing blijft, ook al is de vervolging niet langer actueel. Het CGVS moet daarbij rekening houden met:

  • de persoonlijke ervaringen van de verzoekster
  • haar individuele psychische staat
  • de omvang van de fysieke en psychische gevolgen
  • alle andere omstandigheden die de verzoeker aanhaalt als zijnde relevant.

De RvV constateert op basis van de verklaringen van de Turkse vrouw en de medische documenten die werden aangebracht dat de mishandeling van de vrouw ernstige fysieke en psychische gevolgen veroorzaakte. De Raad oordeelt dat de Turkse vrouw voldoende aantoont dat ze psychologisch intens en ernstig lijdt en heel kwetsbaar is.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen