RvV kent subsidiaire bescherming toe aan Irakees uit Bagdad: persoonlijke omstandigheden belangrijk element bij beoordeling willekeurig geweld

In arrest nr. 201.900 van 29 maart 2018 hervormt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een beslissing van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS). Het CGVS weigerde een meervoudige asielaanvraag van een Iraakse man afkomstig uit Bagdad in overweging te nemen.

De RvV oordeelde dat het willekeurig geweld in Bagdad niet dermate hoog is dat elke burger louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op ernstige schade. Maar omdat de verzoekers persoonlijke omstandigheden aanvoeren die de ernst van de bedreiging die voortvloeit uit het willekeurig geweld dermate verhogen, is de RvV van oordeel dat zij wel degelijk een reëel risico lopen op ernstige schade in geval van terugkeer. Dit is zelfs het geval wanneer het geweld hen niet meer dan een ander persoon specifiek viseert.

De feiten

Verzoekers zijn een jong Soennitisch gezin met baby uit Bagdad. Zij dienden al tweemaal eerder een asielaanvraag in, gesteund op een vrees gedood te worden door de paramilitaire groep Asa’ib Ahl al-Haq (AHH). Het CGVS weigerde hen bij de eerste asielaanvraag de erkenning als vluchteling en subsidiair beschermde omdat er geen geloof kon gehecht worden aan die vrees. De RvV bevestigde dit. Hun tweede asielaanvraag werd niet in overweging genomen. Verzoekers dienden hiertegen geen beroep in. Verzoekers steunen de huidige asielaanvraag op dezelfde motieven en verklaarden bijkomend dat een legerafdeling hun woning confisqueerde waardoor zij bij terugkeer op straat zouden komen te staan.

Beoordeling RvV

De RvV bevestigt de beslissing van het CGVS gedeeltelijk en besluit dat de verzoekers geen vrees tot vervolging hebben in vluchtelingenrechtelijke zin. Het CGVS besloot volgens de RvV terecht tot ongeloofwaardigheid van de vrees dat verzoekers gedood zullen worden door AHH. Dat hun woning werd ingenomen door een legerafdeling, betwist het CGVS niet. Maar uit het feit dat de legerafdeling louter op de grond van praktische factoren voor hun huis koos, leidt de RvV af dat de verzoekers niet persoonlijk geviseerd werden. Ook daarom bestaat in hun hoofde geen vrees in vluchtelingenrechtelijke zin.

De RvV bekijkt of de verzoekers in aanmerking komen voor de subsidiaire beschermingsstatus omwille van een ernstige bedreiging van het leven of de persoon van verzoekers, als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.

De RvV verwijst naar het arrest van haar Algemene Vergadering nr. 195.228 van 20 november 2017. In deze zaak oordeelde zij dat de situatie van binnenlands gewapend conflict in Bagdad niet van die aard is om te besluiten dat een burger die terugkeert louter door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op ernstige schade. Er is wel een reëel risico op ernstige schade wanneer de betrokkene omwille van persoonlijke omstandigheden een verhoogd risico loopt om het slachtoffer te worden van willekeurig geweld, in vergelijking met een ander persoon.

In deze zaak voegt de RvV hieraan toe dat hoe meer een verzoeker het bewijs kan leveren dat hij specifiek wordt geraakt om redenen die te maken hebben met zijn persoonlijke omstandigheden, hoe lager de mate van het willekeurig geweld zal zijn die vereist is opdat hij in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming.

De RvV stelt dat niet betwist is dat de woning van verzoekers is ingenomen door de legerafdeling. Ook het feit dat zij soenniet zijn en geen familie meer hebben in Bagdad, wordt niet in twijfel getrokken. Dit zijn persoonlijke omstandigheden, die ertoe leiden dat verzoekers een verhoogd risico lopen om slachtoffer te worden van willekeurig geweld, zelfs wanneer het geweld hen niet meer dan een ander persoon specifiek viseert. De RvV kent bijgevolg de subsidiaire beschermingsstatus toe.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen