Uitvoering inburgeringsplicht voor langdurig ingezetenen moet evenredig zijn

Een lidstaat mag derdelanders, die in die lidstaat de status hebben van langdurig ingezetene, verplichten om met succes een inburgeringsexamen af te leggen op straffe van een geldboete. De wijze waarop een lidstaat uitvoering geeft aan zo’n inburgeringsplicht mag echter geen afbreuk doen aan het doel van de richtlijn langdurig ingezetenen (2003/109/EG): de integratie van derdelanders die duurzaam gevestigd zijn in een lidstaat.

Dat zegt het Hof van Justitie in een arrest van 4 juni 2015. In casu buigt het Hof zich over de inburgeringsplicht die Nederland oplegt aan derdelanders die in Nederland zelf de status van langdurig ingezetene verkregen.

Verplichting om te slagen in inburgeringsexamen

De Nederlandse wetgeving verplicht langdurig ingezetenen om met succes een inburgeringsexamen af te leggen op straffe van een geldboete. Die verplichting brengt volgens het Hof het doel van de richtlijn op zich niet in gevaar. Er kan niet betwist worden dat kennis van de taal en de samenleving van de gastlidstaat bijdraagt aan de integratie van derdelanders die duurzaam gevestigd zijn in een lidstaat. Door de verplichting om het examen te behalen, kan verzekerd worden dat de betrokken derdelanders kennis verwerven die nuttig is om banden met de gastlidstaat op te bouwen.

Toch kan de wijze waarop Nederland uitvoering geeft aan de inburgeringsplicht het doel van de richtlijn in gevaar brengen en dus haar nuttig effect ontnemen. Dia zal volgens het Hof afhankelijk zijn van:

  • het kennisniveau dat vereist is om het inburgeringsexamen te kunnen behalen
  • de toegankelijkheid tot de cursus en het materiaal nodig ter voorbereiding op het examen
  • de hoogte van de inschrijvingskosten voor het examen
  • bijzondere individuele omstandigheden, zoals leeftijd, analfabetisme of opleidingsniveau

Bestuurlijke boete

Ook het opleggen van een geldboete aan langdurig ingezeten derdelanders die na het verstrijken van een bepaalde termijn het inburgeringsexamen niet behaald hebben, als middel om de doeltreffendheid van de inburgeringsplicht te verzekeren, kan op zich volgens het Hof de verwezenlijking van het doel van de richtlijn langdurig ingezetenen niet in gevaar brengen.

Toch kan de betaling van een geldboete ter bestraffing van het niet nakomen van de verplichting om te slagen in het inburgeringsexamen in bepaalde omstandigheden de verwezenlijking van het doel van de richtlijn in gevaar brengen, en aan de richtlijn haar nuttige werking ontnemen. Het Hof wijst in dat verband op:

  • de hoogte van de boete. De boete die Nederland maximaal kan opleggen is relatief hoog: 1.000 EUR.
  • herhaaldelijke geldboete. Bovendien kan de geldboete in Nederland herhaaldelijk opgelegd worden. De inburgeringsplichtige kan een onbeperkt aantal keren beboet worden, telkens wanneer de termijn voor het slagen in het examen verstreken is en het examen niet is behaald. En dit totdat de betrokken derdelander slaagt in het examen.
  • geen rekening met inspanningen inburgeringsplichtige. Het Hof hecht ook belang aan het feit dat Nederland steeds een boete oplegt wanneer het inburgeringsexamen niet behaald wordt, ongeacht of de derdelander binnen de termijn het examen (meermaals) afgelegd heeft of niet.
  • hoge inschrijvingskosten. Naast een geldboete komen ook de inschrijvingskosten voor deelname aan het inburgeringsexamen en eventuele kosten in verband met de voorbereiding, ten laste van de betrokken derdelanders. De inschrijvingskosten bedragen in Nederland 230 EUR. De inburgeringsplichtige moet die kosten betalen bij elke deelname aan het examen binnen de gestelde termijn en deze kosten worden niet terugbetaald als men niet slaagt voor het examen.

Conclusie

Het is aan de nationale rechter om concreet na te gaan of de betaling van een geldboete ter bestraffing van het niet nakomen van de verplichting om het inburgeringsexamen te behalen, bovenop de betaling van de kosten in verband met de afgelegde examens, afbreuk doet aan het doel van de richtlijn langdurig ingezetenen en haar nuttige werking ontneemt.

Enkele bemerkingen

  • Sinds 1 januari 2010 is het slagen in het inburgeringsexamen in Nederland een voorwaarde geworden om de status van langdurig ingezetene te bekomen. Sinds die datum wordt er dus geen inburgeringsplicht meer opgelegd aan derdelanders met de status van langdurig ingezetene (die de status bekwamen vanaf 01-01-2010).
  • In dit arrest spreekt het Hof zich alleen uit over de inburgeringsplicht die Nederland oplegt aan derdelanders die in Nederland de status bekomen hebben van langdurig ingezeten derdelander. Het spreekt zich dus niet uit over derdelanders die de status van langdurig ingezetene bekwamen in een andere lidstaat en vervolgens een tweede verblijf kregen in Nederland. Het spreekt zich evenmin uit over de inburgeringsvoorwaarde voor het bekomen van de status van langdurig ingezetene (sinds 01-01-2010) of over de inburgeringsplicht die Nederland oplegt aan andere categorieën van vreemdelingen. Wel beoordeelde het Hof onlangs in een ander arrest de inburgeringsvoorwaarde die Nederland oplegt in het kader van gezinshereniging (zie hierover ons nieuwsbericht van 18-08-2015).

Situatie in Vlaanderen

  • Het Vlaams inburgeringsdecreet legt geen inburgeringsplicht op aan derdelanders die in België de status bekwamen van langdurig ingezetene. Wel heeft deze categorie recht op een inburgeringstraject.
  • Vreemdelingen die volgens het Vlaams inburgeringsdecreet wel inburgeringsplichtig zijn, moeten niet slagen in een inburgeringsexamen: zij moeten zich wel aanmelden en een inburgeringstraject volgen. In tegenstelling tot Nederland is de Vlaamse verplichting voldaan ook zonder een resultaat te halen, mits regelmatige deelname (inspanningsverbintenis).
  • Vreemdelingen die volgens het Vlaams inburgeringsdecreet inburgeringsplichtig zijn en die zich niet houden aan hun verplichting kunnen, zoals in Nederland, administratief beboet worden. De boete loopt op bij elke nieuwe inbreuk, van 50 tot 5.000 euro. Volgens het besproken arrest kan zowel de maximale hoogte van de boete, als het feit dat het herhaaldelijk opgelegd kan worden, onevenredig en problematisch zijn. Hoewel integratievoorwaarden en -maatregelen nog steeds behoren tot de bevoegdheid van de lidstaten, kan de uitoefening van deze bevoegdheid getoetst worden aan het Unierecht telkens wanneer het rechten aantast die verleend en beschermd worden door het Unierecht. Dit geldt met name voor verblijfsstatuten die een omzetting zijn van EU-wetgeving. Wanneer vreemdelingen met een dergelijk verblijfstatuut onderworpen zijn aan de Vlaamse inburgeringsplicht en in het kader daarvan beboet zouden worden, kunnen zij zich beroepen op het Unierecht en de rechtspraak van het Hof van Justitie.