Vrijstelling arbeidskaart voor familieleden langdurig ingezetene met tweede verblijf

Vanaf 2 november 2017 zijn familieleden van een langdurig ingezetene in een andere EU-lidstaat met een tweede verblijf in België vrijgesteld van arbeidskaart op voorwaarde dat de langdurig ingezetene zelf ook is vrijgesteld.

Voor langdurig ingezetenen met een tweede verblijf in België geldt de volgende regeling:

  • De eerste 12 maanden van hun verblijf zijn zij niet vrijgesteld van arbeidskaart. Er geldt wel een vrijstelling van arbeidsmarktonderzoek voor het verkrijgen van een arbeidskaart B in een knelpuntberoep;
  • Na 12 maanden ononderbroken tewerkstelling met een arbeidskaart B (in een knelpuntberoep) in België, zijn zij vrijgesteld van arbeidskaart.

Een nieuw artikel 2/1 in het KB van 9 juni 1999 met betrekking tot de tewerkstelling van buitenlandse werknemers stelt nu ook hun familieleden vrij van arbeidskaart voor zover de langdurig ingezetene met tweede verblijf zelf is vrijgesteld van arbeidskaart. Dit betekent concreet het volgende:

  • Wanneer de langdurig ingezetene met een tweede verblijf in België nog niet is vrijgesteld van arbeidskaart, moeten ook de familieleden in het bezit zijn van een arbeidskaart B om te werken. Zij zijn hiervoor vrijgesteld van arbeidsmarktonderzoek.
  • Wanneer de langdurig ingezetene met een tweede verblijf vrijgesteld wordt van arbeidskaart na 12 maanden, worden ook de familieleden vrijgesteld.

Hoewel artikel 2/1 enkel echtgenoten en kinderen vermeldt, geldt deze regeling ook voor de wettelijk samenwonende partners van langdurig ingezetenen met een tweede verblijf in België. Artikel 1, 17° van het KB van 9 juni 1999 met betrekking tot de tewerkstelling van buitenlandse werknemers stelt hen gelijk aan echtgenoten.