Volgens RvV arrest nr. 225.451 van 30-08-2019 moet DVZ in elke dossier concreet de redelijke termijn beoordelen om de aanvraag gezinshereniging in te dienen. Dat kan langer zijn dan drie maanden na de erkenningsbeslissing.
RvV arrest nr. 225.152 van 23-08-2019 bevestigt dat het beroep ertoe kan leiden dat het familielid sneller een onvoorwaardelijk verblijfsrecht krijgt gezien de eerste aanvraagdatum. De RvV herhaalt ook dat ascendenten van Unieburgers niet op algemene wijze uitgesloten kunnen worden als ‘ander familielid´ van een Unieburger.
Bepaalde categorieën van arbeidsmigranten zijn vrijgesteld van arbeidsmarktonderzoek voor een gecombineerde vergunning of een arbeidskaart, wanneer hun bruto jaarloon een bepaald minimumbedrag overschrijdt. Vanaf 1 januari 2020 gelden nieuwe bedragen, die aanzienlijk hoger zijn dan die van 2019.
In de zaak N.A. tegen Finland van 14-11-2019 veroordeelt het EHRM Finland voor een schending van het recht op leven (artikel 2 EVRM) en verbod op foltering (artikel 3 EVRM) wegens onvoldoende onderzoek van het verzoek om internationale bescherming.
De Belgische Verblijfswet verplicht tot automatische afgifte als er geen enkele beslissing is binnen de maximale termijn. Na het Diallo arrest over Unieburgers en hun familieleden spreekt Hof van Justitie arrest nr. C-706/18 van 20-11-2019 zich nu ook uit over deze regel bij gezinshereniging met derdelanders.
De instructie van 14-11-2019 laat vanaf 25-11 toe dat het terugkeertraject op vraag van betrokkene wordt uitgevoerd in de gewone materiële opvangstructuur, zonder toewijzing aan een open terugkeerplaats (OTP).
Dat zegt HvJ arrest nr. C-302/18 van 3-10-2019, voor zover de inkomsten die door een derde aan de aanvrager ter beschikking gesteld worden vast, regelmatig en voldoende zijn.
Volgens GwH arrest nr. 149/2019 van 24-10-2019 mag DVZ eisen dat de bestaansmiddelen bij gezinshereniging met een statische Belg, van de Belg persoonlijk afkomstig moeten zijn. Het GwH houdt echter geen rekening met recente HvJ rechtspraak, waardoor de RvV een andere lezing geeft aan artikel 40ter Verblijfswet.
De RvV verduidelijkt dat in vier arresten van 18 en 19-11-2019 (nrs. 228 889, 228 888, 228 946 en 228 949). Specifieke individuele elementen kunnen wel aanleiding geven tot toekenning van internationale bescherming.
Een arrest van Hof van Beroep Brussel op 24-10-2019 geeft 6 maanden extra tijd om de Belgische nationaliteit te vragen voor een kind geboren in het buitenland uit een Belgische ouder die ook in het buitenland geboren werd.
RvV arrest nr. 226 710 van 26-09-2019 oordeelt dat een inreisverbod voor alle EU-lidstaten overeenkomstig de Terugkeerrichtlijn onverenigbaar is met een overdrachtsbesluit aan een EU-lidstaat op basis van de Dublin III-Verordening.
Dat zegt de rechtbank van eerste aanleg van Gent in een beschikking van 17-10-2019. Om Belg te worden moet je in een aantal gevallen je kennis van één van de drie landstalen aan niveau A2 bewijzen. Volgens het uitvoeringsbesluit van het WBN geldt o.a. het inburgeringsattest als bewijsstuk voor deze taalvereiste. Dit geldt volgens de Rechtbank van Gent ook als uit het inburgeringsattest slechts niveau A1 blijkt.
Sinds 1-09-2019 is het eerste AI van een asielzoeker 4 maanden geldig vanaf de asielaanvraag en niet pas vanaf de afgifte van het AI. Dat volgt uit een wijziging van artikel 74 en 75 Verblijfsbesluit.
RvV arrest nr. 222.975 van 20 juni 2019 vernietigt een inreisverbod omdat DVZ geen rekening had gehouden met de minderjarigheid van betrokkene toen DVZ twee eerdere uitwijzingsbevelen nam.
De Franse Cour Nationale du Droit d’Asile (CNDA) erkende op 26-07-2019 een Soedanese vluchteling omdat tijdens een identificatiemissie georganiseerd door de Belgische autoriteiten in najaar 2017 gegevens over hem bekend waren geraakt bij de Soedanese autoriteiten.
RvV arrest nr. 219.732 van 12-04-2019 vernietigt een niet-ontvankelijkheidsbeslissing door CGVS van een volgend verzoek om internationale bescherming. CGVS houdt onder meer onvoldoende rekening met een medisch attest dat gedetailleerd en conform het Istanbul-protocol elk letsel en de graad van consistentie omschrijft tussen de letsels en de verklaringen van verzoekster.
Volgens RvV arrest nr. 226.086 van 13-09-2019 mag DVZ de betekenis van het begrip ‘buitengewone omstandigheden’ in artikel 9bis Verblijfswet niet verengen tot omstandigheden die een gevaar voor het leven of een schending van artikel 3 EVRM uitmaken.
Op 11-09-2019 vernietigde de RvS twee KB's over de administratieve bijdrage voor verblijfaanvragen. Zowel de originele als de verhoogde bedragen van de retributie zijn nietig verklaard omdat ze onvoldoende onderbouwd zijn. Ook de bevoegdheid van DVZ, gemeenten en consulaire posten om een onontvankelijkheidsbeslissing te nemen, was vernietigd. DVZ betaalde sommige bedragen terug, maar stelde dat de andere retributie-KB's die niet vernietigd zijn, bleven gelden. Nochtans ging de reden van nietigverklaring ook op voor deze andere KB's, en waren er geen voldoende uitvoeringsregels meer voor een retributie. Het koninklijk besluit van 9 februari 2022 vervangt het oorspronkelijke artikel 1/1/1 Verblijfsbesluit. Hiermee brengt de Belgische Staat de retributies in verhouding tot de effectieve kost van een aanvraag en komt hij tegemoet aan de bovenvermelde rechtspraak van de Raad van State (RvS): lees hierover ons nieuwsbericht.
Sinds 2-09-2019 moeten hooggeschoolde werknemers die een Europese blauwe kaart aanvragen, en seizoenarbeiders die voor meer dan 90 dagen tewerkgesteld worden, de gecombineerde vergunningsprocedure volgen. Er bestaan daarvoor wel afwijkende termijnen.
De standaardvermelding op de bijlage 19ter dat “voor zover de bestaansmiddelen niet ter waarde zijn van 120% van het leefloon voor een persoon met gezinslast […] de bewijzen van bestaansmiddelen vergezeld [dienen] te zijn van bewijzen van de vaste en variabele kosten van de Belg en zijn gezinsleden”, voldoet volgens RvV arrest nr. 220.295 van 25-04-2019 niet aan de onderzoeksplicht van DVZ zoals opgelegd door artikel 42 §1, tweede lid Verblijfswet.