Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 122.669 - 17-04-2014

Samenvatting

Alhoewel de huidige asielprocedure ingesteld werd door de enige verzoekende partij, sensu stricto, die de facto de enige bestemmeling blijkt te zijn van de verschillende beslissingen die naar aanleiding van haar asielaanvraag genomen zijn, kan niet tegengesproken worden dat haar dochter formeel en integraal met haar verbonden was tijdens elke fase van de aanvraag. Haar naam staat expliciet op de bijlage 28. Haar vrees om besneden te worden staat afzonderlijk vermeld op de vragenlijst. De verwerende partij heeft die vrees ook als dusdanig onderzocht. En, in de motivering van de bestreden beslissing komt de dochter ter sprake. Tijdens de hoorzitting bevestigt de verwerende partij dat de beslissing zowel de verzoekende partij zelf als de dochter betreft. In dat perspectief en om duidelijkheid te scheppen in de juridische debatten acht de Raad het nodig om de dochter van verzoekster formeel toe te voegen aan de zaak en om een afzonderlijk onderzoek te doen naar de vrees van de twee respectievelijke belanghebbenden, moeder en dochter. 
Het gaat hier om een risico op besnijdenis dat de dochter loopt in Guinee. De Raad neemt verschillende rapporten en informatieve documenten in overweging die de partijen aanbrengen. De Raad weerhoudt van die verschillende informatiebronnen dat volgens de laatste beschikbare publieke statistieken de prevalentie van vrouwenbesnijdenis in Guinee extreem hoog ligt. Dit impliceert een objectief, significant risico, en in bepaalde gevallen een quasi-zekerheid om de besnijdenis te zullen moeten ondergaan, zeker voor jonge, minderjarige meisjes die de besnijdenis nog niet hebben ondergaan. Bepaalde factoren kunnen bijdragen aan de daling van het risiconiveau op besnijdenis – met name leeftijd, opleidingsniveau, religie, etniciteit, geografische origine, socio-economische status, familiale omgeving of nog de staat van het nationale recht. Toch blijft de prevalentie beduidend zeer hoog. Dit machtigt tot het besluit dat de waargenomen gunstige evolutie statistisch maar betrekking heeft op een extreem beperkte groep van vrouwen en afhangt van een uitzonderlijke constellatie van omstandigheden. De verschillende voorbeelden van meningen ten voordele van de afschaffing van vrouwenbesnijdenis geuit naar aanleiding van bevragingen van de bevolking moeten op twee manieren getemperd worden. Enerzijds wijst niets erop dat die meningen uitgaan van personen die de beslissingsmacht hebben ter zake. Anderzijds moet hun betrouwbaarheid geëvalueerd worden rekening houden met de terughoudendheid van de ondervraagde personen om het voortbestaan van in hun land wettelijk verboden praktijken te verdedigen. De resultaten van de bevraging geven een tendens weer maar kunnen niet volstaan om de statistische waarheid van de cijfers aan te tasten. Deze resultaten hebben betrekking op een theoretisch representatieve steekpoef maar rekenkundig beslaat de steekproef maar een beperkte groep van de bevolking. Het staat vast dat de dochter van de verzoekster het land van herkomst heeft verlaten en ervan verwijderd blijft wegens vrees voor vervolging in de zin van artikel 1, A, § 2 van het Vluchtelingenverdrag omdat ze behoort tot de sociale groep van vrouwen. 
Het zou kunnen dat er onduidelijkheid blijft bestaan over enkele aspecten van het verhaal van de moeder. Toch bestaan er voldoende aanwijzingen van de gegrondheid van de beweerde vrees die het voordeel van de twijfel rechtvaardigen. Conform artikel 48/7 Vreemdelingenwet wordt een eerdere vervolging beschouwd als een ernstige aanwijzing van de gegronde vrees van de aanvrager om vervolgd te worden, behalve als er goede redenen zouden zijn om aan te nemen dat die vervolging zich niet opnieuw zal voordoen. Hier wijst niets erop dat die goede redenen er zijn om aan te nemen dat de vervolging in het kader van een gedwongen huwelijk zich niet opnieuw zullen voordoen bij een terugkeer naar Guinee. Niets in het dossier, toont aan dat de verzoekende partij beroep zou kunnen doen op de nationale overheden voor bescherming. De verzoekende partij benadrukt ten laatste nog, zonder dat de verwerende partij haar tegenspreekt, dat de culturele en familiale tradities in Guinee een belangrijke rem zijn op het indienen van een klacht door de betrokkene in geval van een familieruzie of van een echtelijke ruzie. De behandeling van dergelijke klachten blijft ontoereikend of wordt belemmerd door het gebrek aan opleiding of informatie van de belanghebbenden, of nog door de corruptie. De Raad meent dat de kwetsbaarheid van de verzoekende partij - door haar jonge leeftijd, haar zwak opleidingsniveau en door haar rigide, conservatieve familiale omgeving - maakt dat de mogelijkheid van bescherming door de nationale overheden maar een illusie is. De verzoekende partij heeft een gedwongen huwelijk ondergaan in haar land van herkomst en blijft daarom verwijderd van haar land van herkomst wegens vrees voor vervolgingen in de zin van 1, A, § 2 Vluchtelingenverdrag.