Raad van State - 220.349 - 20-07-2012

Samenvatting

Een beslissing tot weigering van verblijf, zoals te dezen de aanvankelijk bestreden beslissing, heeft betrekking op de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van een vreemdeling. Vermits dergelijke beslissing een zeker politioneel karakter heeft, moet de bevoegdheid van de steller ervan aan artikel 133 van de Nieuwe Gemeentewet worden getoetst. Artikel 133 van de Nieuwe Gemeentewet bepaalt inzake de bevoegdheden van de burgemeester het volgende: “(...) Hij is in het bijzonder belast met de uitvoering van de politiewetten, de politiedecreten, de politieordonnanties, de politieverordeningen en de politiebesluiten. Hij kan echter onder zijn verantwoordelijkheid zijn bevoegdheid geheel of ten dele overdragen aan één van de schepenen.(...)”.Die bepaling voorziet enkel de mogelijkheid om de bevoegdheid van de burgemeester inzake de uitvoering van politiewetten of -besluiten aan een schepen over te dragen, dus niet aan een ambtenaar. 
Ten overvloede kan worden opgemerkt dat, ook indien toepassing van artikel 64 van het Gemeentedecreet zou moeten worden gemaakt, uit deze bepaling de principiële bevoegdheid van de burgemeester blijkt “tenzij die bevoegdheid uitdrukkelijk aan een ander orgaan van de gemeente is overgedragen”. Dergelijke overdracht voor een beslissing tot weigering van verblijf is noch in de Vreemdelingenwet noch in het Vreemdelingenbesluit voorzien. Bovendien kan een ambtenaar als dusdanig niet als “een  orgaan van de gemeente” worden beschouwd, zodat een delegatie in die zin niet mogelijk lijkt te zijn.