Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 123.160 - 26-04-2014

Samenvatting

De Raad stelt vervolgens prima facie vast dat de verwerende partij enkel een strikte toepassing van de criteria van de Dublin III-verordening heeft gemaakt om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is  voor de behandeling van het asielverzoek, zonder zich daarbij de vraag te stellen of de oplossing in het belang is van de minderjarige kinderen, m.a.w. zonder rekening te houden met de indicaties die zij had aangaande het daadwerkelijk gezinsleven. Noch uit de bestreden beslissing, noch uit het administratief dossier kan prima facie worden opgemaakt of worden vastgesteld dat in casu een evenwichtige en redelijke beoordeling werd gemaakt van alle in het geding zijnde belangen, minstens dat in het bijzonder rekening werd gehouden met de belangen van de minderjarige kinderen die ingevolge de verwijdering van hun vader van het Belgische grondgebied gescheiden zullen worden van hun vader. Bovendien mag in casu niet uit het oog worden verloren dat de terugname van de verzoekende partij door Nederland geenszins tot gevolg heeft dat de verzoekende partij in Nederland zal kunnen verblijven en de bestaande situatie zal bestendigen, zoals de verwerende partij voorhoudt, nu het vaststaat dat de verzoekende partij niet over enig verblijfsrecht beschikt in Nederland en dat al haar asielaanvragen in Nederland reeds werden afgewezen, waardoor de kans dat zij gerepatrieerd zal worden vanuit Nederland naar Sri Lanka reëel is, temeer uit de stukken van het administratief dossier blijkt dat Nederland in het verleden reeds een terugkeerbesluit met inreisverbod van twee jaar heeft genomen, ten aanzien van de verzoekende partij. In casu is het ook geheel niet duidelijk of de kinderen, die beidende Russische nationaliteit bezitten, hun vader samen met hun moeder, eveneens van Russische nationaliteit, in Sri Lanka kunnen vervoegen teneinde daar hun gezinsleven verder te zetten. Hieromtrent werd geen enkel onderzoek gevoerd. Met haar betoog maakt de verzoekende partij prima facie een schending van artikel 24 van het handvest aannemelijk. Het middel is in de aangegeven mate ernstig. 
In haar verzoekschrift geeft de verzoekende partij onder meer als moeilijk te herstellen ernstig nadeel aan dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing tot gevolg zal hebben dat zij wordt teruggestuurd naar Nederland en dat dit tot gevolg kan hebben dat zij van daaruit gedwongen zal  worden gerepatrieerd naar Sri Lanka. Verzoekende partij stelt dat de kans immers groot is dat haar  nieuwe asielaanvraag niet in overweging zal worden genomen door Nederland. In dat geval zal het  gezinsleven tussen de verzoekende partij en haar partner en kinderen volledig verbroken worden en dit  des te maar de factor “gemengd gezin” in dat geval niet meer kan meespelen nu haar partner en kinderen in België verblijven. Er dreigt dus een schending van artikel 7 van het Handvest en van artikel 8 van het EVRM. Uit de stukken van het administratief dossier blijkt dat alle asielaanvragen die de verzoekende partij in Nederland had ingediend met een negatieve beslissing werden afgesloten. Aldus is de verklaring van de verzoekende partij dat haar nieuwe asielaanvraag waarschijnlijk niet in overweging zal worden genomen aanvaardbaar. Bovendien blijkt dat Nederland in het verleden reeds een terugkeerbesluit met inreisverbod ten aanzien van de verzoekende partij heeft genomen. Het is dus evenmin ondenkbaar dat de verzoekende partij zal worden teruggestuurd naar Sri Lanka en dat zoals zij het aangeeft de band met haar kinderen volledig verbroken zal worden. Nu de Raad bij de beoordeling van het ernstig middel prima facie heeft geoordeeld dat de verwerende partij geen afweging heeft gemaakt van de belangen van de minderjarige kinderen, ziet ieder redelijk denkend mens onmiddellijk in dat de verzoekende partij door de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing een moeilijk te herstellen ernstig nadeel dreigt te ondergaan, daar het zonder meer duidelijk is dat haar gezinsleven ernstig verstoord wordt. Het nadeel dat er in bestaat dat de bestreden beslissing een onevenredige ingreep uitoefent in haar gezinsleven is evident ernstig en moeilijk te herstellen.