Hof van beroep Gent - 2014/AR/1210 - 14-01-2016

Samenvatting

Met de eerste rechter is het hof van oordeel dat X, die eertijds sporadisch in België verbleef en in die context via zijn broer, die een Belgische onderdane onder druk zette, (met deze onderdane) een schijnhuwelijk sloot (zonder er ooit officieel mee te hebben samengewoond), het Belgische asielbeleid op manifeste wijze heeft ontkracht. Dit gewichtige feit, eigen aan de persoon van X, belet diens verkrijging van de Belgische nationaliteit. Dat X daarbij geen strafrechtelijke veroordeling opliep, verschoont hem niet.
 
X poogt ten onrechte de duidelijke en definitieve rechterlijke uitspraken van 16 november 2000 in eerste aanleg en 16 juni 2005 in hoger beroep te minimaliseren en te ontkrachten.
 
Het in casu door het openbaar ministerie bedoelde en (ondanks het verweer van X) afdoende aangetoonde ‘gewichtige feit, eigen aan de persoon’ leert dat X in de Belgische samenleving niet de burgerzin vertoont die van een burger met normale eerbied voor de wetten en de instellingen mag worden verwacht.
 
X die (1) eerst middels een schijnhuwelijk vergeefs op frauduleuze wijze een illegaal verblijf tot een legaal verblijf wilde vermaken en (2) vervolgens (na regularisatie omwille van de langdurige herzieningsprocedure) zichzelf recht heeft gedaan door een nieuw huwelijk te sluiten met een Belgische onderdane om op grond van dit tweede huwelijk de Belgische nationaliteit (trachten) te verwerven, miskent een elementair respect voor (de regelgeving in) de Belgische samenleving.
 
Dat X (1) met zijn actuele echtgenote sinds het najaar van 2000 samenwoont en een gezin heeft gesticht met drie gemeenschappelijke kinderen, terwijl (2) beide echtgenoten sinds jaar en dag zouden werken en hoop hebben op een definitieve tewerkstelling dan wel een vaste benoeming, is verdienstelijk. Een en ander kan echter bezwaarlijk voormelde fraude verhelpen.