Raad van State - 160.322 - 20-06-2006

Samenvatting

Naar aanleiding van de tweede asielaanvraag legt de verzoekende partij een stuk voor waaruit een vervolging in de zin van de Vluchtelingenconventie zou moeten blijken. In wezen beroept ze zich op elementen die betrekking hebben op het asielrelaas dat tijdens de eerste asielaanvraag werd behandeld. Gelet op het definitieve karakter van de beslissing betreffende de eerste asielaanvraag, moeten de hierop betrekking hebbende verklaringen als niet meer dienstig zijnde worden beschouwd in de zin dat ze de juridisch vaststaande feiten niet meer kunnen weerleggen. Deze redenering gaat evenwel niet op voor wat betreft het neergelegde opsporings- en aanhoudingsdocument. Luidens de motivering van de bestreden beslissing werd niet ingegaan op kwestieus document door de Commissaris-generaal.