Raad van State - 214.686 - 18-07-2011

Samenvatting

Het bestreden arrest onderzoekt de kritiek van de verzoeker dat hij in het land van herkomst door onveilige gebieden zou moeten reizen om zijn ‘veilig’ gebied te bereiken helemaal niet. De RvV oordeelde dat hij enkel bevoegd is uitspraak te doen bij wijze van arresten over de beroepen die zijn ingesteld tegen de beslissingen van het CGVS die deze heeft genomen in het kader van artikel 48/3 en 48/4 Vw. en dat voorgenoemde artikelen enkel betrekking hebben op het al dan niet toekennen van de vluchtelingenstatus en/of de subsidiaire bescherming en niet op enige terugleidingsmaatregel. De RvS stelt dat de motivering geen antwoord vormt op het middelonderdeel van de verzoeker betreffende de toestand in het land van herkomst. Hij voerde meerbepaald aan dat hij bij een terugkeer in het land van herkomst een reëel risico op ernstige schade zou lopen omdat hij in dat land door bepaalde volgens het UNHCR onveilige gebieden zou moeten trekken. De RvV mag met de stelling dat hij geen uitspraak doet over een terugleidingsmaatregel niet voorbijgaan aan de uiteenzetting van de verzoeker betreffende een reëel risico op ernstige schade bij het doorkruisen van bepaalde gebieden in het land van herkomst. Op dat vlak is er niet voldaan aan de motiveringsplicht als vormvereiste voor jurisdictionele beslissingen wat de subsidiaire bescherming betreft. Het middel is gegrond. De RvS vernietigt het bestreden arrest.