Raad van State - 242.435 - 26-09-2018

Samenvatting

Het bestuur is er, zoals de verzoekende partij laat gelden, op grond van artikel 9ter van de vreemdelingenwet inderdaad niet toe verplicht om zelf bijkomende of recentere stukken betreffende de medische toestand van de aanvrager op te vragen. Het komt de aanvrager zelf toe om een aanvraag op grond van artikel 9ter van de vreemdelingenwet te actualiseren met recentere relevante stukken indien hij daarover beschikt. Artikel 9ter van de vreemdelingenwet wordt echter niet geschonden door te oordelen dat het bestuur een bijkomend relevant medisch stuk betreffende de aanvrager dient te betrekken bij de behandeling van de aanvraag wanneer de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, zoals te dezen, vaststelt dat het bestuur kennis had van dat stuk.
 
Artikel 39/71 iuncto 39/81 van de vreemdelingenwet houdt in dat de griffier van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen het verzoekschrift tot nietigverklaring ter kennis brengt van de verwerende partij. Al houdt deze bepaling niet de verplichting in om ook de bij het verzoekschrift tot nietigverklaring gevoegde stukken ter kennis te brengen van de verwerende partij, er volgt op zich evenmin het verbod uit voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen om, zoals te dezen, feitelijk te oordelen dat de huidige verzoekende partij ingevolge de voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen gevoerde procedure kennis had van een bepaald stuk, net omdat het stuk bij verzoekschrift tot nietigverklaring van 13 januari 2016 was gevoegd.