Raad van State - 239.974 - 28-11-2017

Samenvatting

De in het bestreden arrest aangenomen schending van de formelemotiveringsplicht heeft uitsluitend betrekking op de motivering in het aanvankelijk bestreden bevel aangaande de door artikel 8 van het EVRM vereiste belangenafweging. Te dezen stelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in antwoord op de door huidige verweerder voorgehouden schending van artikel 8 van het EVRM dat zich in het administratief dossier een synthesenota van 11 juni 2015 bevindt waaruit blijkt dat de dienst Vreemdelingenzaken rekening heeft gehouden met de wettelijke samenwoning en waarin wordt vermeld dat er geen kinderen zijn. Volgens de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen blijkt uit de stukken van het dossier niet dat huidige verweerder de zwangerschap van zijn partner had gemeld aan het bestuur. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen overweegt dan dat “uit dit onderzoek […] inderdaad een zekere belangenafweging [blijkt] die ook moet worden gemaakt in het licht van artikel 8 van het EVRM”
doch “dat deze handelwijze in casu niet volstaat in het licht van de rechtsbescherming van de rechtsonderhorige” en dat “door de elementen van deze belangenafweging niet uitdrukkelijk weer te geven in de [aanvankelijk] bestreden beslissing […] de verwerende partij voorbij[gaat] aan het feit dat zij gehouden is tot een uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen en dit overeenkomstig de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen en overeenkomstig artikel 62 van de Vreemdelingenwet.”
 
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen vermag als annulatierechter desgevraagd te onderzoeken of artikel 8 van het EVRM is geschonden bij het nemen van een beslissing houdende bevel om het grondgebied te verlaten, dit aan de hand van de door de door de partijen verstrekte gegevens en de gegevens van het administratief dossier. Hij dient zich daarbij niet te beperken tot de eventuele uitdrukkelijke motieven dienaangaande in de bij hem aangevochten beslissingen. Artikel 8 van het EVRM houdt immers geen bijzondere motiveringsplicht in.
 
Door aan te nemen dat wat de belangenafweging in het licht van artikel 8 van het EVRM betreft een uitdrukkelijke motivering in het aanvankelijk bestreden bevel om het grondgebied te verlaten is vereist en enkel op grond van het ontbreken van dergelijke motivering, zonder nader onderzoek van het dossier, te besluiten tot een schending van artikel 8 van het EVRM, schendt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen die verdragsbepaling. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen kon derhalve niet wettig besluiten tot een schending van de formelemotiveringsplicht, enkel op grond van het ontbreken van uitdrukkelijke motieven betreffende de door artikel 8 van het EVRM vereiste belangenafweging in het aanvankelijk bestreden bevel om het grondgebied te verlaten.