Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 207.466 - 1-08-2018

Samenvatting

In het eerste onderdeel van zijn eerste middel voert verzoeker een nieuw asielmotief aan, met name het feit dat hij homoseksueel is. Hij betoogt dat hij dit steeds geheim heeft moeten houden en het voor hem zeer moeilijk is om hierover te praten. Hij wijst er ook op dat hij in België samen met zijn zus en zijn schoonbroer asiel aanvroeg en dat hij wist dat de dossiers samen zouden worden behandeld. Aangezien de verklaringen met elkaar zouden worden vergeleken, vreesde hij dat zijn deze informatie via de asielinstanties te weten zouden komen. Verzoeker heeft de Raad dan ook verzocht om zijn zaak op te roepen op een andere terechtzitting dan de zaken met betrekking tot zijn schoonbroer en zijn zus, alsook om de zaak met gesloten deuren te behandelen. De Raad is hierop ingegaan.
 
Verzoeker benadrukt dat hij, gelet op de Iraakse context, bijzonder bevreesd is dat zijn familieleden op de hoogte zouden raken van zijn homoseksualiteit, reden waarom hij dit asielmotief niet eerder heeft bekendgemaakt.
 
Ter terechtzitting verder ondervraagd over zijn homoseksualiteit, is de Raad, in de huidige stand van de zaak, van oordeel dat verzoekers verklaringen niet van alle geloofwaardigheid ontdaan zijn. De redenen waarom verzoeker deze problematiek niet eerder heeft aangebracht, de aanwezigheid van zijn familieleden in België en de verwevenheid van hun asielmotieven, komen de Raad aanvaardbaar over. Verzoeker brengt aldus aanvaardbare redenen aan waarom hij dit motief niet eerder heeft ingeroepen.