Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 178.883 - 1-12-2016

Samenvatting

Uit het administratief dossier blijkt dat het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen door een anonieme persoon in het bezit is gesteld van een kopie van verschillende pagina’s van een Jordaans paspoort dat aan verzoeker toebehoort. In tegenstelling tot wat wordt beweerd in het verzoekschrift, werden de betreffende kopieën wel degelijk toegevoegd aan het administratief dossier, zodat de opmerkingen dienaangaande in het verzoekschrift feitelijke grondslag missen.
 
Tevens blijkt uit het administratief dossier dat verzoeker op 9 mei 2016, via een aangetekend schrijven dat door het Commissariaat-generaal werd gestuurd naar het laatste adres vermeld in het Rijksregister, werd opgeroepen op zich op 30 mei 2016 aan te melden met het oog op de beoordeling van de nieuwe elementen die opdoken met betrekking tot zijn nood aan internationale bescherming. Verzoeker heeft evenwel geen gehoor gegeven aan deze oproeping, noch heeft hij binnen een termijn van 15 dagen na de in de oproeping vermelde datum voor gehoor een geldige reden meegedeeld ter rechtvaardiging van zijn afwezigheid. Verzoeker werpt op dat hij niet langer woonachtig was op het adres waarnaar de oproeping werd verstuurd en dat hij op dat ogenblik reeds in Jordanië verbleef. Hij meent dat de termijn van 15 dagen om een geldige reden te geven voor zijn afwezigheid te kort is aangezien zijn contactpersoon die in België verblijft de tijd nodig had om te ontdekken dat er post was op dit adres. Uit het administratief dossier blijkt dat deze contactpersoon op 22 juni 2016 een schrijven heeft gericht aan het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen waarin werd gesteld dat verzoeker zich in Jordanië bevindt en dus geen gehoor kon geven aan de oproeping. Er kan dan ook redelijkerwijs worden aangenomen dat deze contactpersoon op dat ogenblik verzoeker had ingelicht over de inhoud van de oproeping van het Commissariaat-generaal. Het getuigt naar het oordeel van de Raad dan ook van een manifest gebrek aan interesse en medewerking dat verzoeker zich niet de moeite heeft getroost om zich, nadat hij in kennis werd gesteld van het feit dat hij werd opgeroepen voor gehoor omdat uit zijn dossier bleek dat een nieuw element in verband met zijn vluchtelingenstatus in aanmerking moet worden genomen en dit nieuwe element de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen ertoe zou kunnen brengen zijn vluchtelingstatus in te trekken, persoonlijk tot het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen te richten teneinde zijn situatie uit te leggen, te informeren welke nieuwe elementen in zijn dossier zijn opgedoken, zich hiertegen te verweren en de redenen mee te delen die volgens hem het behoud van zijn vluchtelingenstatus rechtvaardigen. Verzoeker had hiertoe nog minstens ruim een maand de tijd daar de bestreden beslissing pas werd genomen op 25 juli 2016. Dat hij in dit verband geen enkel initiatief heeft ontplooid, toont aan dat hij weinig belang hechtte aan het behoud van zijn vluchtelingenstatus, hetgeen onverenigbaar is met de door hem beweerde nood aan internationale bescherming. Waar verzoeker nog opwerpt dat hij het Jordaanse grondgebied onmogelijk legaal kan verlaten omdat hij zijn reisdocumenten is kwijtgeraakt en hij aldus als het ware geblokkeerd is op het Jordaanse grondgebied, komt hij niet verder dan blote beweringen, waarbij het de Raad overigens niet duidelijk is waarom verzoeker in geval van verlies geen nieuw reisdocument zou kunnen bekomen. Verzoeker kan het Commissariaat-generaal ook niet ernstig verwijten geen contact te hebben opgenomen met de afzender van het schrijven van 22 juni 2016. Het komt immers aan verzoeker zelf en niet aan derden toe om op te treden in zijn asieldossier. Ten overvloede wijst de Raad er nog op dat verzoeker reeds op 7 januari 2016 een eerste keer werd opgeroepen om te reageren op een nieuw element dat aantoont dat zijn vluchtelingenstatus werd erkend op grond van valse verklaringen die doorslaggevend zijn geweest voor de toekenning van deze status (administratief dossier, stuk 8). Ook aan deze eerste oproeping heeft verzoeker geen enkel gevolg gegeven (administratief dossier, stuk 6A).