Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 187.916 - 2-06-2017

Samenvatting

Wat betreft de vermelding in de verwijderingsfiche merkt de Raad evenwel op dat verzoekende partij naar aanleiding van haar gehoor, dat evenwel na het treffen van de bestreden beslissing werd afgenomen, uitdrukkelijk verklaard heeft dat zij een zoon heeft in Congo maar dat deze verblijft bij de opa langs vaders kant. Er blijkt geenszins dat zij nog een relatie heeft met een in Congo verblijvende persoon. Waarom de naam van de vader van haar kind dan ook op de begeleidingsfiche staat als zijnde haar partner is onduidelijk, minstens wordt dit op geen enkele wijze onderbouwd door de stukken van het administratief dossier waaruit integendeel blijkt dat verzoekende partij bij haar eerste asielaanvraag verklaarde dat haar zoon bij de vader verblijft maar dat ze met deze man niet gehuwd is. Verder verklaarde ze alleenstaande te zijn. Ook op de verwijderingsfiche staat trouwens vermeld dat verzoekende partij “vrijgezel” is. Het lijkt eerder dat de verwijderingsfiche eenzijdig opgemaakt werd door de dienst creemdelingenzaken waarbij gegevens gekopieerd werden van de eerste asielaanvraag maar dit dan op een onvolledige wijze.
 
Voorts blijkt uit de gegevens gekend bij de Raad dat verzoekende partij naar aanleiding van haar tweede asielaanvraag op 14 april 2017 en meer bepaald haar beroep tegen de beslissing tot niet in overwegingname van deze tweede asielaanvraag ondermeer volgend stuk neerlegde: “l’attestation de mariage de la requérante délivrée le 8 mai 2013 à Kinshasa (eigen vertaling: huwelijksattest van de verzoekende partij afgeleverd op 8 mei 2013 te Kinshasa). Dat dit attest betrekking heeft op het huwelijk tussen verzoekende partij en de heer P.F. blijkt uit de bespreking van de Raad in het arrest nr. 186 686 van 10 mei 2017 waar deze stelt: “(...)l’attestation de mariage coutumier entre la requérante et Monsieur P. F. signale que le mariage coutumier a été célébré à Kinshasa le 3 mai 2013”.
 
De verwerende partij kan dan ook niet dienstig voorhouden dat verzoekende partij haar relatie niet aantoont daar, indien de verzoekende partij op nuttige wijze was gehoord omtrent haar gezinsleven, dit is voor het treffen van de bestreden beslissing, aangenomen mag worden dat zij het huwelijksattest ook aan de verwerende partij had kunnen voorleggen en aldus enig concreet begin van bewijs van haar relatie had kunnen verstrekken. Daar verzoekende partij niet op correcte wijze gehoord werd, liggen er thans te weinig gegevens voor om te oordelen of zij al dan niet gewag kan maken van een effectief beleefde gezinssituatie met de heer P.F.. Het kwam aan de verwerende partij toe om dit te onderzoeken.
 
De Raad kan, samenvattend, alleen maar vaststellen dat verzoekende partij niet op nuttige wijze werd gehoord omtrent haar gezinsleven zodat zij niet in de gelegenheid werd gesteld om daarover relevante gegevens bij te brengen. Het betoog van de verwerende partij dat verzoekende partij ruimschoots de kans heeft gehad om via de geijkte wegen aan te tonen dat zij voldoet aan de voorwaarden tot verblijf ontslaat de verwerende partij niet van haar verplichting de verzoekende partij op nuttige wijze te horen.
 
Er kan niet zondermeer gesteld worden dat de elementen die de verzoekende partij met betrekking tot haar gezinsleven had kunnen aanbrengen indien zij correct was gehoord, van geen invloed zouden zijn geweest op de besluitvorming inzake de bestreden beslissing.
 
Een schending van het hoorrecht wordt aannemelijk gemaakt. Het enig middel is in de aangegeven mate gegrond. Dit leidt tot de nietigverklaring van de bestreden beslissing. Een verder onderzoek naar de gegrondheid van de overige middelonderdelen kan niet leiden tot een ruimere nietigverklaring en is derhalve niet aan de orde