Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 189.394 - 4-07-2017

Samenvatting

Uit verzoekers verklaringen kan dan ook enkel blijken dat hij geheel vrijwillig Malta heeft verlaten om persoonlijke redenen en dat verschillende van de door hem aangehaalde socio-economische problemen - indien al geloofwaardig - minstens deels het gevolg zijn van zijn eigen gedrag. Zelfs indien zou kunnen blijken dat de levensomstandigheden voor asielzoekers en migranten in Malta voor verbetering vatbaar zijn, kan hieruit hoe dan ook niet worden afgeleid dat het asielsysteem in Malta  niet zou beantwoorden aan de internationale standaarden en dat het principe van non-refoulement in het algemeen niet gerespecteerd wordt door Malta. Indien verzoeker zich wil hervestigen in de Europese Unie dan moet hij hiervoor de geëigende procedures volgen.
 
De Raad stelt immers vast dat verzoekers situatie van persoon die de subsidiaire beschermingsstatus geniet grondig verschilt met de situatie van een asielzoeker. Als persoon die de subsidiaire beschermingsstatus heeft verkregen, geniet verzoeker immers binnen de EU van een bijzondere bescherming tegen refoulement. Alsook zijn, overeenkomstig de EU-wetgeving, aan zijn subsidiaire beschermingsstatus een verblijfsrecht en verschillende rechten en voordelen verbonden inzake de toegang tot werkgelegenheid, sociale voorzieningen, gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en integratievoorzieningen. Het feit dat er zich verschillen kunnen voordoen in de algemene economische omstandigheden tussen de verschillende EU-lidstaten doet hieraan geen afbreuk. Net zoals niet iedere EU-onderdaan op gelijke wijze toegang heeft tot huisvesting, werk en andere sociale voorzieningen, geldt dit eveneens voor vreemdelingen die de subsidiaire beschermingsstatus verkregen hebben binnen de EU. De vaststelling dat er tussen de EU-lidstaten verschillen bestaan in de mate waarin aan personen die de subsidiaire bescherming genieten rechten worden toegekend en zij deze kunnen doen gelden, houdt in hoofde van verzoeker geen vervolging in overeenkomstig artikel 48/3 van de Vreemdelingenwet, noch een reëel risico op ernstige schade overeenkomstig artikel 48/4 van de Vreemdelingenwet.
 
De Raad besluit dat verzoeker de subsidiaire beschermingsstatus verkregen heeft in Malta, dat als EU-lidstaat gebonden is aan het EU-acquis dat voorziet in (minimum)normen inzake rechten en voordelen die verbonden zijn aan zijn status en waarvan hij gebruik kan maken. Uit bovenstaande vaststellingen kan afgeleid worden dat verzoekers fundamentele rechten als persoon die de subsidiaire beschermingsstatus geniet verzekerd zijn in Malta, dat Malta het non-refoulementsbeginsel naleeft, evenals dat zijn levensomstandigheden er niet als onmenselijk of mensonterend kunnen worden beschouwd zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
 
In acht genomen wat voorafgaat kan Malta in hoofde van verzoeker derhalve aanzien worden als een eerste land van asiel en is er overeenkomstig artikel 48/5, § 4, eerste lid van de Vreemdelingenwet geen behoefte aan internationale bescherming.