Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 206.498 - 4-07-2018

Samenvatting

Ter terechtzitting is gebleken dat verzoeksters (actuele) echtgenoot S.A.H.M., wiens beroep tegen de weigeringsbeslissing van het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen tezelfdertijd werd behandeld (algemeen rolnummer RvV 213 067), met de bijstand van het IOM (“International Organization for Migration”) vrijwillig is teruggekeerd naar Irak. In het arrest van de Raad met nr. 205 557 van 20 juni 2018 verbindt de Raad hieraan de conclusie dat hij hiermee heeft verzaakt aan de door hem ingeroepen internationale bescherming. Hieruit kan worden afgeleid dat verzoeksters echtgenoot de ingeroepen vervolgingsvrees actueel niet langer gegrond vindt.
 
In de uiteenzetting van haar middel verwijst verzoekster in eerste instantie naar het feit dat haar eerste echtgenoot H.A.M. wel degelijk een politicus was en er hierom aanslagen werden gepleegd. Zij weerlegt daarmee niet de vastgestelde tegenstrijdigheid waar zij voor de DVZ verklaarde dat zij omwille van haar ex-echtgenoot werd gearresteerd, terwijl zij voor het CGVS verklaarde dat ze werd gearresteerd omdat haar huidige echtgenoot S.A.H.M. zijn politiekaart aan IS had getoond. Voor het overige verbindt verzoekster haar vrees nog steeds aan de gebeurtenissen samen met S.A.H.M. Uit de vrijwillige terugkeer van deze laatste naar Irak, blijkt echter dat hij geen gegronde vervolgingsvrees heeft omwille van deze gebeurtenissen. In de mate verzoekster haar vraag om internationale bescherming steunt op dezelfde elementen als S.A.H.M., acht de Raad deze verklaringen niet aannemelijk. Uit verzoeksters verklaringen voor het CGVS, noch uit het verzoekschrift blijkt dat verzoekster nog andere, autonome vervolgingsfeiten aanvoert.
 
Met betrekking tot de subsidiaire beschermingsstatus volgt evenwel uit de terugkeer naar Irak van S.A.H.M. dat verzoekster actueel dient te worden beschouwd als een alleenstaande vrouw met kinderen. Verzoekster verklaart dat ze actueel geen contact heeft met S.A.H.M.
 
In de bestreden beslissing wordt gemotiveerd dat verzoekster, omwille van het feit dat haar echtgenoot afkomstig is uit Bagdad, een vestigingsalternatief heeft in deze stad. Uit de terugkeer van S.A.H.M. en uit de debatten blijkt echter dat actueel niet meer kan worden verondersteld dat verzoekster zich bij haar echtgenoot zou kunnen voegen in Bagdad, zodat er niet langer sprake kan zijn van een vestigingsalternatief aldaar.
 
Het is niet betwist dat verzoekster zelf afkomstig is uit Mosul. In de bestreden beslissing wordt geen beoordeling gemaakt ten aanzien van Mosul, noch bevindt zich in het administratief dossier enige informatie met betrekking tot de veiligheidssituatie in Mosul.
 
Het ontbreekt de Raad derhalve aan essentiële elementen om te komen tot de in artikel 39/2, § 1, tweede lid, 1°, van de vreemdelingenwet bedoelde bevestiging of hervorming zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen te moeten bevelen en de bestreden beslissing dient overeenkomstig artikel 39/2, § 1, tweede lid, 2°, van de vreemdelingenwet te worden vernietigd.