Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 208.766 - 4-09-2018

Samenvatting

In de bestreden beslissing wordt het recent verblijf van de verzoekende partij in het Shahir Zayeda, gelegen in het district Jaghori, in de provincie Ghazni betwist. In het verzoekschrift erkent de verzoekende partij dat ze de laatste jaren voor haar vertrek uit Afghanistan in Mazar-e-Sharif gewoond heeft. Ook in de bestreden beslissing rees hieromtrent een vermoeden, gelet op het facebookprofiel van de verzoekende partij.
 
De Raad is van oordeel dat de elementen aangevoerd in het verzoekschrift, erop zouden kunnen wijzen dat de verzoekende partij voorafgaand aan haar vertrek uit Afghanistan in Mazar-e-Sharif verbleven heeft. Bijgevolg behoeft dit een grondig, verder onderzoek. Gezien de grenzen van de ondervraging tijdens de terechtzitting, het ontbreken van volledige en pertinente informatie omtrent de veiligheidssituatie in Mazar-e-Sharif, kan in deze stand van zaken de Raad dit asielmotief niet op nuttige wijze evalueren in het kader van een devolutief beroep. Alhoewel de verwerende partij een aanvullende nota heeft ingediend, heeft ze geen informatie met betrekking tot de veiligheidssituatie in Mazar-e-sharif bijgebracht. Ook de informatie die de verzoekende partij bijbrengt heeft geen specifieke betrekking op de veiligheidssituatie in Mazar-e-sharif.
 
Gelet op wat voorafgaat en gelet op het gegeven dat hij de nodige onderzoeksbevoegdheid ontbeert, ontbreekt het de Raad aldus aan essentiële elementen om te komen tot de in artikel 39/2, § 1, tweede lid, 1° van de Vreemdelingenwet bedoelde bevestiging of hervorming zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen te moeten bevelen. Bijgevolg dient de bestreden beslissing te worden vernietigd overeenkomstig artikel 39/2, § 1, tweede lid, 2° van de Vreemdelingenwet.