Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 193.387 - 10-10-2017

Samenvatting

De Raad stelt vast dat niet wordt betwist dat de heer G.P. van Afghaanse origine is en door België werd erkend als vluchteling en bijgevolg internationale bescherming geniet en in België is toegelaten tot verblijf. Verzoekster wenst aan te tonen dat artikel 9 van de Dublin III Verordening toepassing kan vinden en bijgevolg dat zij wettelijk gehuwd is met de heer G.P. onder meer door het voorleggen van een huwelijksakte van de Afghaanse ambassade in Den Haag, waarvan blijkt uit het administratief dossier dat het origineel werd voorgelegd en werd opgemaakt op 23 mei 2016. Het enige motief op grond waarvan de gemachtigde onderbouwt waarom geen sprake is van een wettelijk huwelijk, is het feit dat dit document “niet als een formele huwelijksakte naar Belgisch recht kan worden beschouwd”. Er blijkt eveneens dat de gemachtigde uitgaat van het feit dat verzoekster gehuwd zou zijn met een persoon “van Belgische nationaliteit”. Echter, er wordt niet betwist dat de heer G.P. pas op 19 januari 2017 de Belgische nationaliteit heeft verworven. Op het ogenblik van het huwelijk had de heer G.P. dus niet de Belgische nationaliteit maar wel de Afghaanse nationaliteit en werd bijgevolg een huwelijk afgesloten tussen personen van Afghaanse nationaliteit.
 
Artikel 46 van het WIPR bepaalt als volgt:
 
“Onder voorbehoud van artikel 47 worden de voorwaarden voor de geldigheid van het huwelijk voor elke echtgenoot beheerst door het recht van de Staat waarvan hij bij de voltrekking van het huwelijk de nationaliteit heeft. […]”
 
Uit deze bepaling blijkt dat het toepasselijke recht voor de geldigheid van het huwelijk wordt bepaald op het ogenblik van het voltrekken van het huwelijk. Nu het huwelijk heeft plaats gevonden vóór 19 januari 2017 en de heer G.P. dus enkel de Afghaanse nationaliteit bezat, werd het huwelijk met verzoekster van Afghaanse nationaliteit beheerst door het Afghaanse recht. Bijgevolg ligt het volledig voor de hand dat verzoekster en de heer G.P. geen “formele huwelijksakte naar Belgisch recht” voorleggen, doch een akte opgesteld naar Afghaans recht. Verzoekster kan bijgevolg gevolgd worden waar zij stelt dat de conclusie dat er geen sprake is van een wettelijk huwelijk, louter uit de vaststelling dat er geen formele huwelijksakte naar Belgisch recht voorligt, kennelijk onredelijk is. Het kwam in casu de gemachtigde toe om de door verzoekster voorgelegde buitenlandse akte conform de toepasselijke bepalingen van het WIPR te onderzoeken en al dan niet te erkennen. Het feit dat verzoekster in het Rijksregister bij haar partner zou vermeld staan als ‘niet verwante” blijkt niet uit het administratief dossier zodat de Raad dienaangaande zijn wettigheidstoets niet kan uitoefenen. Hoe dan ook doet dit geen afbreuk aan het voorgaande.