Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 180.657 - 12-01-2017

Samenvatting

Verzoeker licht wel toe waarom hij niet eerder melding maakte van zijn problemen verbonden aan zijn homoseksualiteit. Vooreerst kan uit het administratief dossier blijken dat verzoeker zich niet had geuit als homo in India. Bovendien kan de Raad het verzoekschrift volgen waar wordt benadrukt dat “verzoeker moeite heeft om openlijk te spreken over zijn geaardheid, waardoor zijn antwoorden soms beknopt zijn of niet expliciet antwoord geven op de vraag”. Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker samen met een hulpverlener van Boysproject van CAW Antwerpen contact opgenomen heeft met verzoekers huidige raadsman. Pas nadien werd beslist een tweede asielaanvraag in te dienen. Verzoeker is schuchter en kwam er dus ook niet toe om een tweede asielaanvraag zelfstanding in te dienen ook al was hij reeds geruime tijd actief op de website Gayromeo. Voorts vergeet de bestreden beslissing het belangrijk gegeven dat verzoeker zich tezamen met zijn broer, die geen kennis heeft van verzoekers homoseksualiteit, heeft aangemeld voor een eerste asielaanvraag. Er kan dan ook aangenomen worden dat verzoekende partij niet meteen bij zijn aankomst in België zijn  homoseksualiteit kenbaar wilde of kon maken en daarbij de kans liep problemen te krijgen met zijn broer en Tibetaanse gemeenschap. Al deze redenen tezamen genomen kunnen de laattijdige aanvraag verschonen.
 
Verzoeker geeft onder het punt 1.2.1. van het verzoekschrift een vergelijking van verzoekers verklaringen inzake het tijdstip van het ontdekken van zijn homoseksualiteit. Ervan uitgaand dat deze ontdekking een proces is en geen moment, kan de Raad vaststellen dat verzoeker vrij coherent is op dit punt. Indien de verweernota de bestreden beslissing citeert waar gesteld werd dat “u niet zeer precies kan aanduiden wanneer u tot de ontdekking zou zijn gekomen homoseksueel te zijn is op zich niet ongeloofwaardig, doch ontbreekt hier in uw verklaringen elke vorm van logica” en dus niet de leeftijd op zich doorslaggevend was, dan nog kan van de overige verklaringen van verzoeker over het ontdekken van zijn homoseksualiteit niet gesteld worden dat deze ongerijmd zijn. Integendeel verzoeker lijkt duidelijk een onderscheid te maken tussen het initiële bekend worden en de eigenlijke bewustwording van zijn homoseksuele geaardheid.
 
Indien de commissaris-generaal terecht stelt dat “de motivering als geheel moet worden gelezen en niet als samenstelling van componenten die elk op zich een beslissing kunnen dragen” dan benadrukt de Raad dat ook de verklaringen van een asielzoeker, die geacht wordt zijn homoseksualiteit aan te tonen, als geheel moeten gelezen worden. Het is immers evenmin gemakkelijk voor de LGBTI-asielaanvragers om hun geaardheid aan te tonen en aannemelijk te maken en deze te objectiveren.
 
Verzoeker stelt terecht dat ook verzoekers situatie in België bij de beoordeling moet betrokken worden. De CGVS heeft verzoeker inderdaad ook wel ondervraagd over zijn situatie in België maar meende dat zijn homoseksuele beleving sinds zijn aankomst in België niet kon overtuigen. Ter terechtzitting benadrukt verzoekende partij dat uit de neergelegde stukken duidelijk kan blijken dat verzoeker actief was op homowebsites en hij enkele kortstondige afspraken had met Belgische mannen die volgens het verzoekschrift “eerder fysiek van aard” waren. Verzoeker legt nog bij de eerste, de tweede en derde aanvullende nota en ter terechtzitting talrijke afdrukken neer van zijn activiteiten op de Belgische datingsites waaruit kan blijken dat hij reeds geruime tijd en actief de sites bezoekt. Verzoekers advocaat stelt nog ter terechtzitting dat dit reeds het geval was tijdens de behandeling van zijn eerste asielaanvraag. Ook legt verzoeker getuigenissen neer, onder meer ook van een Belgische man die hij via een homowebsite heeft ontmoet. Deze persoon geeft zijn identiteitsgegevens (met fotokopie van zijn identiteitskaart) en getuigt dat hij een korte relatie heeft gehad met verzoeker, met hem uitging naar homobars en naar de gaypride. Ze blijven tot op heden vrienden. Voorts legt verzoeker nog twee getuigenissen neer van de CAW Antwerpen waarmee verzoeker “op regelmatige basis” op gesprek gaat over zijn homoseksualiteit en die hem tevens inlichten over de seksuele gezondheid. Zij getuigen ook dat verzoeker zich laat testen op seksueel overdraagbare aandoeningen. Ten slotte kan vastgesteld worden dat verwerende partij onterecht concludeerde dat verzoekers verhouding met een Belgische man ongeloofwaardig was. Deze persoon S.V., waarvan verzoeker tijdens het CGVS-gehoor wel bijzonderheden gaf zoals het verzoekschrift terecht stelt (eerst gehuwd en gescheiden, zijn werk, familie), schrijft een uitvoerige getuigenis en voegt hierbij de fotokopie van zijn identiteitskaart. S.V., die een hogere functie in een Amerikaans bedrijf heeft en bekend is met het Oosten, geeft aan dat hij sedert november 2015 met verzoeker een vaste relatie heeft. Uit deze getuigenis (stuk 5 bij het verzoekschrift niet 6 zoals verkeerdelijk wordt aangegeven) blijkt dat S.V. goed bekend is met verzoekers asielaanvraag en zijn interview op het CGVS, maar ook met zijn karakter en verzoekers werk in België.
 
Uit bovenstaande blijkt duidelijk dat verzoeker in België bekend is met de homogemeenschap en hij een vaste relatie heeft met een Belgische man. Er kan dan ook niet langer betwist worden dat verzoeker homoseksueel is.
 
Waar de commissaris-generaal verbaast is dat verzoeker niet bekend is met de belangrijke feiten inzake de LGBTI-gemeenschap in India stelt de Raad vast dat het administratief dossier geen informatie bevat over wat deze belangrijke feiten zijn. Verzoeker heeft wel informatie neergelegd over de situatie van homoseksuelen in India (zie stukken 9 tot 16 bij de eerste aanvullende nota). De commissarisgeneraal heeft noch in het administratief dossier, noch bij de nota, noch ter terechtzitting andere of andersluidende informatie bijgebracht.