Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 187.095 - 19-05-2017

Samenvatting

Ter terechtzitting wordt erop gewezen dat verzoekende partij niet meer kan worden teruggedreven, daar zij zich thans op het Belgisch grondgebied bevindt en dat zij om die reden ook geen visum meer nodig heeft.
 
Vervolgens wordt gevraagd of verzoekende partij, gelet op het voorgaande, nog een actueel belang heeft bij de beslechting van het beroep.
 
Een verzoekende partij die haar belang bij het door haar ingestelde annulatieberoep bij de Raad wil bewaren, moet een voortdurende en ononderbroken belangstelling voor haar proces tonen. Wanneer haar belang op grond van relevante gegevens in vraag wordt gesteld, moet zij daarover een standpunt innemen en het actuele karakter van haar belang aantonen (cf. RvS 18 december 2012, nr. 221.810).
 
De verzoekende partij verklaart ter terechtzitting zich op dit punt te willen gedragen naar de wijsheid van de Raad.
 
Zoals gesteld wordt in punt 1.8., blijkt uit de gegevens waarover de Raad beschikt dat verzoekende partij op 28 oktober 2015 als vluchteling werd erkend en dat zij op 21 december 2015 in het bezit werd gesteld van een B-kaart, geldig tot 9 december 2020. Zij beschikt derhalve, ondanks een lopend onderzoek naar een mogelijke intrekking van haar vluchtelingenstatus, thans over een geldige verblijfstitel voor onbeperkte duur. Dit gegeven wordt ter terechtzitting niet betwist door de partijen. Tevens stelt de Raad vast dat de zoon van verzoekende partij – die minderjarig is en die het verblijfsstatuut van zijn vader volgt – zich eveneens op het Belgische grondgebied bevindt, zodat hij geen visum meer nodig heeft om toegelaten te worden op het Belgische grondgebied.
 
De Raad stelt vast dat verzoekende partij, gelet op bovenvermelde vaststellingen, aldus niet aantoont dat een eventuele nietigverklaring van de bestreden beslissingen nog een concreet voordeel kan opleveren en dat zij nog een actueel belang heeft bij het aanvechten van deze beslissingen.
 
Er dient derhalve te worden besloten dat het ingestelde beroep tot nietigverklaring, nu verzoekende partij niet langer doet blijken van het rechtens vereiste belang, onontvankelijk is.