Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 214.217 - 19-12-2018

Samenvatting

Ter terechtzitting legt de advocaat van de verzoeker een bijkomend stuk neer. Het betreft een brief van de diensten van de federale ombudsman van 13 juli 2018 aangaande verzoekers aanvraag tot inschrijving als student.
 
De advocaat van de verweerder vraagt om dit bijkomend stuk uit de debatten te weren omdat het dateert van na de bestreden beslissing.
 
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen merkt ambtshalve op dat de procedure van inquisitoriale aard is. Het procedurereglement van de Raad voorziet niet in de mogelijkheid tot het neerleggen van bijkomende stukken nadat het verzoekschrift is ingediend. Bijgevolg dienen stukken, die niet door het procedurereglement voorzien zijn, zoals in casu het bijkomende stuk neergelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2018 en dat niet op vraag van de Raad werd neergelegd, in principe uit de debatten geweerd te worden.
 
Het is de partijen echter wel toegestaan om nieuwe feiten, die een invloed kunnen hebben op de ontvankelijkheid en/of de gegrondheid van het beroep, aan de Raad ter kennis te brengen. In zoverre het ter terechtzitting neergelegde bijkomende stuk op dergelijke feiten betrekking heeft, kan deze dan ook bij de zaak worden betrokken (RvS 17 november 2015, nr. 232.914).
 
In casu kan de Raad de raadsman van de verzoeker volgen waar hij ter terechtzitting stelt dat hij de brief van de federale ombudsman niet bij het verzoekschrift (dit is in dit geval het eerste en meteen ook het laatste procedurestuk) kon voegen, omdat de ombudsman slechts kon worden gevat eens de verweerder een negatieve beslissing had genomen inzake zijn aanvraag. De Raad stelt vast dat de brief van de federale ombudsman dateert van 13 juli 2018, en dat hierin melding wordt gemaakt van een onderzoek naar de totstandkoming van de thans bestreden beslissing. Het betreft dan ook een nieuw feit dat mogelijks een invloed kan hebben op de gegrondheid van het enig middel.
 
De advocaat van de verweerder geeft, na de repliek van de advocaat van de verzoeker, aan zich omtrent het bijkomend stuk te gedragen naar de wijsheid van de Raad.
 
De door de advocaat van de verzoeker neergelegde brief kan dan ook bij de zaak worden betrokken, in zoverre deze een invloed kan hebben op de gegrondheid van het beroep.