Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 1397 - 28-08-2007

Samenvatting

De Raad stelt vast dat het onderzoek naar de gezamenlijke vestiging van de betrokkenen in het kader van gezinshereniging zich focuste op herhaaldelijke vaststellingen van afwezigheid. Dergelijke vaststellingen, die werden gedaan zonder bijkomend onderzoek naar andere elementen met betrekking tot de samenwoonst of de gezamenlijke vestiging, bij de buren of bij de betrokkenen zelf, toen deze zich uiteindelijk kwamen aanbieden bij de politie, kunnen niet op geldige wijze leiden tot de conclusie dat er geen levensgemeenschap bestaat tussen de betrokkenen en dat het zou gaan om een schijnhuwelijk. Voorzichtigheid dringt zich des te meer op nu uit vaststaande rechtspraak blijkt dat de notie "gezamenlijke vestiging" in artikel 40 § 6 Vw. geen effectieve en duurzame samenwoonst impliceert, maar meer algemeen een zekere duurzaamheid in het onderhouden van minimale echtelijke relaties.