Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 2970 - 23-10-2007

Samenvatting

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen heeft geen rechtsmacht om, weze het incidenteel, te onderzoeken of deze weigering vanwege de verwerende partij tot het erkennen van de geldigheid van de vreemde huwelijksakte wettig is. Artikel 39/1 van de vreemdelingenwet bepaalt immers de rechtsmacht van de Raad. Overeenkomstig de in de artikel 144-146 van de Grondwet vervatte bevoegdheidsverdelende regels tussen de gewone hoven en rechtbanken enerzijds, en de Raad als administratief rechtscollege anderzijds, is de rechtsmacht van de Raad immers uitgesloten indien, zoals te dezen, de wetgever een beroep heeft open gesteld bij de gewone hoven en rechtbanken tegen een beslissing van de administratieve overheid. De Raad stelt vast dat op het ogenblik van het sluiten van de debatten het in het buitenland gesloten huwelijk niet erkend is door de verwerende partij. Dit maakt derhalve dat in de stand van de zaak op het ogenblik van de sluiting van de debatten de verzoekende partij niet aannemelijk maakt dat zij in het raam van het voorliggende beroep en met het oog op de uitoefening van een verzoek tot herziening, een "echtgenoot van een Belg" of E.G.-vreemdeling is in de zin van de voornoemde bepalingen. Hieruit volgt dat tegen de beslissing van 8 februari 2007 die besluit dat het niet-erkende huwelijk niet het recht op gezinshereniging opent, in rechte niet het in het toen geldende artikel 44 van de vreemdelingenwet bedoelde verzoek tot herziening, open staat. Meteen is ook de exceptie van de verwerende partij gegrond derwijze dat de bestreden beslissing geen aanvechtbare rechtshandeling is.