Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 14.397 - 25-07-2008

Samenvatting

De absolute bescherming van artikel 3 EVRM geldt eveneens in het geval een aanvraag voor een machtiging tot verblijf op basis van artikel 9ter Vw, onontvankelijk wordt verklaard om een reden die vreemd is aan de beoordeling van de medische elementen die door de verzoeker ingeroepen werden, zoals het niet kunnen voorleggen van een bewijs van identiteit. Hieruit volgt dat een verwijderingsmaatregel ten aanzien van een vreemdeling, wiens aanvraag voor een machtiging tot verblijf op basis van artikel 9ter Vw, onontvankelijk werd verklaard om bovenvermelde reden, zonder dat de ingeroepen medische elementen onderzocht werden, artikel 3 EVRM schendt, wanneer, zoals in onderhavig geval, nergens uit de motivering blijkt dat de administratie onderzocht heeft of de ziekte, ingeroepen door de verzoeker, een reëel risico met zich meebrengt op een onmenselijke of vernederende behandeling in geval van terugkeer naar het land van herkomst.