Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 198.295 - 22-01-2018

Samenvatting

Verzoeker motiveert zijn asielaanvraag op grond van zijn wens om zijn echtgenote en kinderen te vervoegen, die erkend vluchteling zijn in België. De Raad merkt op dat deze vaststelling geen afbreuk doet aan de appreciatie van verzoekers asielaanvraag zoals hierboven reeds beoordeeld werd. Hij kan dan ook niet gevolgd worden waar hij betoogt dat de erkenning van de vluchtelingenstatus tot hem moet worden uitgebreid. Verzoeker kan evenmin worden bijgetreden waar hij betoogt dat een weigering van de vluchtelingenstatus en subsidiaire beschermingsstatus in zijn hoofde indruist tegen het principe van de ‘eenheid van het gezin’. Daargelaten de vraag of verzoeker rechtstreeks de toepassing van artikel 23 van de Richtlijn 2011/95/EU kan inroepen in het kader van zijn asielaanvraag in België, is de bevoegdheid van de Raad in casu beperkt tot een onderzoek van verzoekers nood aan internationale bescherming en doet de huidige beslissing over de asielaanvraag geenszins afbreuk aan de mogelijkheden die verzoeker heeft om de instandhouding van het gezin te verkrijgen.
 
Het doel van de asielprocedure is immers niet om het recht op eerbiediging van het gezinsleven te bevestigen, doch wel om na te gaan of de vreemdeling bescherming nodig heeft tegen vervolging in het land van herkomst of een reëel risico loopt op ernstige schade, quod non in casu. Een verwijzing naar een arrest van de Raad is niet dienstig bij gebrek aan precedentenwerking. Waar verzoeker aanvoert dat de bestreden beslissing ten aanzien van zijn kinderen een schending van het belang van het kind zou inhouden, dient te worden vastgesteld dat verzoeker zijn beroep voor de Raad niet (mede) in naam van zijn kinderen, wier rechten hij geschonden acht, heeft ingesteld. Bovendien kan de algemene bepaling dat het belang van het kind de eerste overweging is bij elke beslissing die het kind aangaat, geen afbreuk doen aan de eigenheid van het asielrecht, waar artikelen 48/3 en 48/4 van de Vreemdelingenwet in uitvoering van Europese regelgeving en het Vluchtelingenverdrag duidelijk omschreven voorwaarden voorzien voor de erkenning als vluchteling dan wel de toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus.
 
De Raad merkt tevens op dat de asielprocedure onder geen geval kan gebruikt worden als vervanging
van de geijkte gezinsherenigingsprocedure omdat verzoeker en zijn echtgenoot niet aan de wettelijke voorwaarden daartoe voldoen, zodat verzoekers kritiek omtrent zijn aanvraag tot gezinshereniging geen afbreuk doet aan bovenstaande vaststellingen.