Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 187.266 - 22-05-2017

Samenvatting

Het te beslechten rechtspunt betreft de vraag of verzoekster van uit het transitcentrum Caricole een ontvankelijke aanvraag op grond van 9ter van de vreemdelingenwet kon indienen.
 
Belgische jurisdicties hebben zich al herhaaldelijk en in verschillende contexten uitgesproken over het begrip ‘extraterritorialiteit’, nadat een dergelijke uitzondering door de Belgische staat dan wel door de vreemdeling zelf werd aangevoerd. De Raad van State stelde aldus dat de transitzone deel uitmaakt van het Belgisch grondgebied, “et présente seulement cette particularité que les étrangers y sont admis alors qu’ils ne remplissent pas les conditions nécessaires pour pénétrer sur le territoire et ce, afin de faciliter le transport aérien; que les autorités de police belges y disposent de la plénitude de leur compétence et peuvent notamment vérifier la régularité des documents dont les passagers en transit sont porteurs, comme elles peuvent le faire à l’égard de toute personne en tout point du territoire.“ (RvS 21 januari 2002, nr. 102.722).
 
In een andere zaak stelt de Raad van State, in het geval de Dienst Vreemdelingenzaken een aanvraag weigert te registreren: “(…) uit constante rechtspraak van de correctionele rechtbanken kan niet anders dan afgeleid worden dat het grondgebied van de nationale luchthaven wel degelijk onder het imperium van de Belgische Staat valt. (…) De term “verblijven” duidt op een feitelijke toestand. Dit kan trouwens niet anders aangezien de vreemdeling die zich beroept op artikel 9, alinea 3 van de wet van 15 december 1980 uiteraard nog niet beschikt over een machtiging tot verblijf en dus nooit kan ingeschreven zijn in, hetzij een vreemdelingen- hetzij een bevolkingsregister.” (RvS 25 januari 1996, nr. 57.831).
 
In verband met de toepassing van artikel 9ter van de vreemdelingenwet heeft het Grondwettelijk Hof eraan herinnert dat, volgens de wetgever: “B.3.1. De artikelen 9ter en 48/4 van de wet van 15 december 1980 vormen samen de omzetting, in Belgisch recht, van artikel 15 van de richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 ‘inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming’. In dat artikel 15 wordt het begrip ‘ernstige schade’ gedefinieerd die bepaalde personen dreigen te lijden aan wie, om die reden, het voordeel van subsidiaire bescherming moet worden toegekend door de lidstaten. Luidens artikel 15 van de richtlijn bestaat ‘ernstige schade’ onder meer uit ‘foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van een verzoeker in zijn land van herkomst’”. (GW. Hof Arrest nr. 193/2009 van 26 november 2009).
 
De Raad verwijst voorts naar de rechtspraak van de Raad van State dat stelt: “[la zone de transit aéroportuaire] constitue une simple fiction juridique à l’intérieur de laquelle le requérant bénéficie de droits identiques à ceux qui « séjournent à l’intérieur » du territoire en toute illégalité ” (RvS 21 januari 2002, nr. 102.722).
 
De Raad bevestigt dat gesloten centra effectief deel uitmaken van het Belgische grondgebied. In gesloten centra kunnen vreemdelingen in casu dezelfde rechten putten die ook van kracht zijn op vreemdelingen die verblijven op het Belgische grondgebied. De Raad stelt vast dat in geen geval verzoekster de mogelijkheid om een aanvraag op grond van artikel 9ter van de vreemdelingenwet kan worden geweigerd. De Raad oordeelt dat de verwerende partij een manifeste beoordelingsfout heeft gepleegd door deze mogelijkheid te weigeren. Verzoekster maakt een schending van artikel 9ter van de vreemdelingenwet aannemelijk.