Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 182.904 - 24-02-2017

Samenvatting

Hoewel artikel 39/18, eerste lid van de vreemdelingenwet in zeer algemene termen is gesteld, betekent zij niet dat de partijen een volledige taalvrijheid genieten. Immers, uit de parlementaire stukken van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen blijkt dat het de uitdrukkelijke wil van de wetgever was dat de procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zo veel als mogelijk aansluit bij die welke geldt voor de Raad van State. Dienvolgens kan voor de interpretatie van de verschillende begrippen en rechtsfiguren worden teruggegrepen naar die welke thans bij de Raad van State wordt aangewend (Parl. St. Kamer, 2005-2006, nr. 51 2479/001, p. 116).
 
Voornoemd artikel dient bijgevolg naar analogie met artikel 66, eerste lid van de gecoördineerde wetten op de Raad van state gelezen te worden in het licht van artikel 30 G.W. Gevolg hiervan is dat de taalvrijheid voor de Raad zich beperkt tot de in België officieel gesproken talen: Nederlands, Frans en Duits (T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken, Brugge, dieKeure, 2004, randnr. 958; X, Les Novelles v° Droit Administratif, Brussel, Larcier, randnr. 2232, 730). Op deze regel wordt alleen een uitzondering gemaakt wanneer een bepaling die in België bindende kracht heeft bepaalde personen machtigt om een vreemde taal te gebruiken voor geschillen over welbepaalde aangelegenheden (RvS 18 maart 1983, nr. 23.047).
 
Het verzoekschrift werd ingediend in een vreemde taal (Engels).
 
Enerzijds is dit geen in België officieel gesproken taal en anderzijds kan verzoekende partij zich niet beroepen op een tekst die in België bindende kracht heeft en op grond waarvan zij zich tot de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zou mogen wenden door middel van een in dergelijke taal geredigeerd verzoekschrift. Het in die taal gesteld verzoekschrift is dan ook onontvankelijk.
 
(…)
 
Ook waar de verzoekende partij op 13 december 2016 alsnog een vertaling naar het Nederlands van haar verzoekschrift heeft ingediend, wijst de Raad erop dat dit het vastgestelde gebrek evenmin kan herstellen nu de bestreden beslissing op 13 oktober 2016 werd betekend en verzoekende partij aldus buiten de beroepstermijn zoals bepaald in artikel 39/57, §1, eerste lid van de vreemdelingenwet, een taalconform verzoekschrift heeft ingediend, wat laattijdig is. In casu blijkt niet dat er sprake is van overmacht die het laattijdig indienen van een taalconform verzoekschrift kan verantwoorden.