Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 207.169 - 24-07-2018

Samenvatting

De Raad leest in het medisch advies dat de ambtenaar-geneesheer zelf aangeeft dat“slokdarmvarices graad III een medische contra-indicatie [zijn] voor vliegtuigreizen”. Verzoeker merkt op dat hij inderdaad niet fit-to-fly is. Hij begrijpt niet hoe de ambtenaar-geneesheer enerzijds vaststelt dat er een medische contra-indicatie is voor vliegtuigreizen en anderzijds stelt dat er vanuit medisch standpunt geen bezwaar is tegen een terugkeer naar het land van herkomst, met name Rusland. Hierdoor is het medisch advies tegenstrijdig. Verzoekers stellen vast dat de ambtenaar-geneesheer geen alternatief vervoermiddel voorstelt voor verzoeker om naar zijn land van herkomst te kunnen reizen. Verder stipt verzoeker aan dat indien het medisch advies van de arts-adviseur op een bepaald fundamenteel punt niet gestoeld is op enig kenbaar of daadkrachtig motief, de vernietiging van de beslissing wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel zich opdringt.
 
De Raad stelt inderdaad vast dat de ambtenaar-geneesheer zich beperkt tot de vaststelling dat “slokdarmvarices graad III een medische contra-indicatie [zijn] voor vliegtuigreizen”. Zij legt verder niet uit waarom deze aandoening een medische contra-indicatie vormt voor vliegtuigreizen en geeft ook en vooral niet aan of verzoeker via een ander vervoermiddel wel kan reizen zonder dat dit een reëel risico vormt voor zijn leven of zijn fysieke integriteit. Van een ambtenaar-geneesheer kan verwacht worden dat wanneer zij zelf aangeeft dat één van de aandoeningen waaraan de vreemdeling lijdt een tegenindicatie vormt om met het vliegtuig te kunnen reizen, zij nagaat of de zieke vreemdeling op een andere manier kan reizen. Het komt de Raad niet toe hierover te speculeren. De Raad benadrukt dat de vraag of de betrokken vreemdeling kan reizen zonder zijn leven of fysieke integriteit in gevaar te brengen een wezenlijk onderzoek betreft dat is vereist om te kunnen besluiten of al dan niet sprake is van een reëel risico voor het leven of de fysieke integriteit. De Raad kan niet zelf onderzoeken of gezien alle onbetwiste aandoeningen van verzoeker, zijnde de portale hypertensie, oesofagusvarices, hypersplenisme en thrombocytopenie het redelijkerwijs kan verwacht worden dat hij op andere wijze naar Dagestan zou terugkeren dan met het vliegtuig. Verzoekers stippen dit terecht aan.
           
Er kan in deze ten overvloede worden verwezen naar de voorbereidende werken toen de extra onontvankelijkheidsgrond, zoals voorzien in artikel 9ter, § 3, 4° van de Vreemdelingenwet of de “medische filter” werd ingevoegd. Die onontvankelijkheidsgrond werd ingevoegd bij artikel 2, 4° van de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (B.S. 6 februari 2012). Uit de memorie van toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt in dit verband het volgende gesteld: “De eerste wijziging heeft als doel om de ontvankelijkheidsvoorwaarde te verstrengen en op die manier oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Het betreft meer bepaald de tussenkomst van de ambtenaargeneesheer van de Dienst Vreemdelingenzaken in de ontvankelijkheidsfase. Deze “medische filter” laat de Dienst Vreemdelingenzaken toe om de aanvraag onontvankelijk te verklaren indien de DVZ-arts in een advies vaststelt dat de ziekte een manifest gebrek aan ernst vertoont en geen aanleiding kan geven tot een verblijfsmachtiging. Hierbij zal rekening worden gehouden met de geschiktheid van de persoon om zich te verplaatsen. Dergelijk advies van de geneesheer kan sneller worden geproduceerd dan een advies ten gronde. Bovendien heeft deze “medische filter” een belangrijk ontradend effect aangezien het attest van immatriculatie voortaan enkel zal worden afgegeven aan ernstige zieken voor wie de procedure werkelijk bedoeld is.” (Parl. St. Kamer 2011-2012, DOC 53K1824/001, 4).
 
Artikel 9ter van de Vreemdelingenwet bepaalt uitdrukkelijk de taak van de ambtenaar-geneesheer, en zoals hoger gesteld betekent dit “De beoordeling van het in het eerste lid vermelde risico, van de mogelijkheden van en van de toegankelijkheid tot behandeling in zijn land van herkomst of het land waar hij verblijft, en van de in het medisch getuigschrift vermelde ziekte, haar graad van ernst en de noodzakelijk geachte behandeling, gebeurt door een ambtenaar-geneesheer of een geneesheer aangeduid door de minister of zijn gemachtigde die daaromtrent een advies verschaft. Deze geneesheer kan, indien hij dit nodig acht, de vreemdeling onderzoeken en een bijkomend advies inwinnen van deskundigen.” Artikel 9ter van de Vreemdelingenwet houdt zoals eerder verduidelijkt verschillende mogelijkheden in die onafhankelijk van elkaar moeten worden getoetst. De eerste mogelijkheid behelst de gevallen van een vreemdeling die actueel lijdt aan een levensbedreigende ziekte of aandoening die actueel een gevaar oplevert voor zijn fysieke integriteit, d.w.z. het ingeroepen risico voor het leven of een aantasting van de fysieke integriteit moet imminent aanwezig zijn en de vreemdeling is daardoor niet in staat om te reizen. Er dient te worden aangenomen dat dit toepassingsgeval die gevallen omvat waarin de aanvrager aantoont dat een terugkeer op zich naar zijn of haar land van herkomst niet kan zonder zijn of haar leven of fysieke integriteit in het gedrang te brengen. De vraag of de betrokken vreemdeling kan reizen zonder zijn leven of fysieke integriteit in gevaar te brengen betreft een wezenlijk onderzoek dat is vereist om te kunnen besluiten of al dan niet sprake is van een reëel risico voor het leven of de fysieke integriteit. De ambtenaar-geneesheer dient dan ook onbetwistbaar vast te stellen dat de verzoekende partij kan reizen, maar dit is in voorliggende zaak niet het geval nu de ambtenaar-geneesheer aangaf dat er een tegenindicatie tot reizen bestaat en niet aangeeft of verzoeker via een ander vervoersmiddel wel kan terugkeren zonder dat dit een risico vormt voor zijn leven of fysieke integriteit. Verzoekers kunnen gevolgd worden dat het advies tegenstrijdig is door enerzijds op te merken dat verzoekers aandoening een contra-indicatie is voor een vliegtuigreis en anderzijds dat er geen reëel risico is voor het leven of de fysieke integriteit in geval van terugkeer. Minstens blijkt geen zorgvuldige voorbereiding van het advies op dit fundamenteel punt.