Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 190.899 - 24-08-2017

Samenvatting

Verzoeker erkent in zijn betoog dat in artikel 40ter van de Vreemdelingenwet uitdrukkelijk is voorzien dat een werkloosheidsuitkering wordt meegeteld bij de beoordeling van de inkomsten van de Belg “op voorwaarde dat hij bewijst dat hij actief werk zoekt”. Hij betoogt echter dat uit het feit dat zijn partner, i.e. de referentiepersoon, een werkloosheidsuitkering ontving kan worden afgeleid dat zij actief naar werk zocht, omdat zij anders geen dergelijke uitkering zou hebben ontvangen. Verder legt hij een aantal stukken neer waaruit zou moeten blijken dat zij wel degelijk actief op zoek was en is naar werk.
 
Wat verzoekers eerste argument betreft, met name dat, indien zijn partner niet actief op zoek was naar werk zij geen werkloosheidsuitkering zou hebben ontvangen, moet samen met de verwerende partij in haar nota worden vastgesteld dat artikel 58/7, §7 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende werkloosheidsreglementering bepaalt dat de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt wordt opgeschort ingeval van zwangerschap. Dat het voorleggen van het bewijs dat de partner van verzoekster begunstigde is van een werkloosheidsuitkering meteen ook het bewijs vormt van haar actieve zoektocht naar werk, zoals verzoeker meent te kunnen doen gelden, gaat dus in casu niet op.
 
Verder voegt verzoeker bij zijn verzoekschrift een aantal “bijkomende” stukken om trachten aan te tonen dat zijn partner na haar opleiding en stage wel degelijk werk heeft gezocht. Uit de aanvraag blijkt evenwel dat hij daarvan geen gewag had gemaakt, zodat hij deze stukken niet voor de eerste keer kan inroepen voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. De Raad zou immers zijn bevoegdheid overschrijden indien hij rekening zou houden met elementen die niet aan de verwerende partij zouden worden voorgelegd. Voor de beoordeling van de wettigheid van een bestuurshandeling moet de Raad zich plaatsen op het ogenblik van het nemen van die bestuurshandeling, rekening houdend met de alsdan voorhanden zijnde feitelijke en juridische gegevens (RvS 26 maart 2013, nr. 222.999). Verzoeker toont dus niet aan dat de verwerende partij, na kennisname van de door verzoeker in het kader van de aanvraag ingediende stukken, op kennelijk onredelijke wijze of in strijd met artikel 40ter van de Vreemdelingenwet zou hebben geoordeeld dat geen bewijs werd voorgelegd van het feit dat de referentiepersoon actief werkzoekend is, zodat de werkloosheidsuitkering niet in aanmerking kan worden genomen. Verzoekers stelling dat zijn partner kan werken en bereid is te werken doet daaraan geen afbreuk. De loutere verwijzing naar een tewerkstelling in het verleden brengt evenmin soelaas.